donderdag 14 augustus 2025

Jakob Smits: olifanten en twee mannen

Jakob Smits heeft ook olifanten geschilderd, hij heeft er zelfs echte, levende gezien: met zijn vader bezocht hij wel eens de dierentuin Artis in Amsterdam, vertelt de gids/catalogus mij. Zijn vader was daar zelfs een van de oprichters van, zegt dezelfde bron. En de kleine Jakob moet naar verluidt zeer enthousiast geweest zijn over de kolossale dikhuiden.

'Solitaire' heet het eerste olifantenschilderij: en het is er inderdaad zeer allenig. Centraal een olifant met een berijder, in wat een vlakke woestijn lijkt te zijn, voor een lichtblauwe hemel waarin een witte maan alles beschijnt. Rechts staat een eenzame palmboom ook nadrukkelijk alleen te wezen: de vrolijkheid druipt van dit schilderij! De man die de olifant stuurt en leidt, doet mij denken aan een vers van Willem Kloos: 'en zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon'. Maar ik vrees dat dit een verkeerde associatie is, verschoning dus, zoals Wim Sonneveld zei.

Jakob Smits, Solitaire, olieverf op doek, 74,5 x 79 cm, privécollectie 

In 'De karavaan' is het dan weer drukte alom: ik zie toch minstens drie olifanten, in de achtergrond drie kamelen, wapperende vaandels duiden op het belang van deze karavaan, twee olifanten dragen hun menselijke last in een soort van baldakijn, de olifant rechts loopt ook niet waar hij wil, en twee begeleiders proberen er bij deze rustpauze de tucht in te houden. En de kleine witte maan is er weer. Ik zou zeggen: hier staat wat rijkdom tentoon, hier wordt niet Ali met de tulband vervoerd, dat ligt voor de hand.

Jakob Smits, De karavaan, olieverf op diek, 100x 106 cm, privécollectie

Tenslotte: nog portretten van twee mannen. Het eerste is van iemand die het toch wel gemaakt heeft: met open blik kijkt hij de toeschouwer aan, dit ben ik, en wie ben jij? Hij houdt zijn handen om het heft van een sabel, wat ook al geen bewijs van deerniswekkende armoe is.Wie die man juist is, weten we niet met 100% zekerheid, maar sterke vermoedens gaan naar de poolreiziger Adrien de Gerlache. Smits was bij de thuiskomst van de Antarctische expeditie in 1899. Die expeditie werd op het einde van de negentiende eeuw als een exploot beschouwd, iets waar België terecht trots op kon zijn, vonden wij zelf ook nog in de twintigste eeuw

Man met pelsen muts, 1900-1905, olieverf op doek, 79,4 x 62,4 cm (Collectie Museum Dhondt-Dhaenens).

Ik sluit af met het doek dat ik nog nooit gezien had en dat bij me insloeg als een bom: 'De vader van de veroordeelde'. Vijf dagen geleden, toen ik nog eens naar Mol-Sluis reed om die vader de fotograferen, soms ben ik dom, stond ik voor dat schilderij met een man van mijn leeftijd te praten over het werk. 'Wat moet die zoon wel niet gedaan hebben, dat die vader er zo uitziet?' vroeg ik me hoorbaar af. 'Stropen', zei mijn gesprekspartner, 'dat zou goed kunnen. Het werk is van 1901, toen werd er veel strenger geoordeeld en gestraft.' Zo had ik het nog niet bekeken, maar ja, het is een plausibele mogelijkheid. Ik dacht al aan moord of zware diefstal, maar dat hoeft niet eens, het waren andere tijden 125 jaar geleden.

Het komt in de eerste plaats aan op de weergave van de verslagenheid van die vader, hij zit daar als van de hand Gods geslagen, alle leven lijkt uit hem verdwenen te zijn. Zijn zoon moet hem diep teleurgesteld hebben, en tezelfdertijd zit hij in zak en as, zoals Job, hij lijdt natuurlijk ook omdat hij hem niet kan helpen, want hij houdt van die zoon, anders zou hij daar niet zitten. Wat een aangrijpend doek is dit: iemand die dit kan schilderen is een zeer groot kunstenaar, daar hoeft niet aan getwijfeld te worden. Die man heette dus Jakob Smits.

De vader van de veroordeelde, 1901, olieverf op doek, 100 x 90 cm (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel)

Van de hand Gods geslagen, of zoals Job, in zak en as zittend

Voor wie nog wil gaan kijken, you should you know, deze tentoonstelling is nog open tot 12 oktober. Je hebt nog kans! 

woensdag 13 augustus 2025

Rembrandt: enkele etsen

Het gaat hier niet alleen over tekeningen van olifanten door Rembrandt; zoals ik zei er zijn 13 originele etsen van de meester te bewonderen! Dat is dus zonder meer heel veel, zeker voor een plaatsje als Mol-Sluis; tu te rends compte!, zeggen ze in het Frans dan, enige bewondering uitdrukkend. En die is ook op haar plaats. 

Laat ik beginnen met een ets die volgens het Oude Testament het begin van de mensheid voorstelt: ze heet 'De Zondeval' of 'Het Aards Paradijs'. Eva heeft de vermaledijde appel al vast en schijnt Adam te vragen 'zou ik bijten of niet? Adam heft zijn armen en handen op, als om uit te drukken wees toch maar voorzichtig. Dit is dus het ogenblik vlak voor de straf, of voor de verdrijving uit het aards paradijs. Op de boom links kruipt een slang- en draakachtig monster, dat Eva tenslotte verleidt. Maar het paradijs is nog een en al pais en vree: de plantengroei is weelderig te noemen, en tussen het linkerbeen van Eva en de boom, net onder haar knie is een onschuldige olifant te zien. Hij symboliseert het tegendeel van datgene waar de slang, de draak en de duivel voor staan. En voor die onschuld stond Hansken model. Misschien heeft Cornelis van Groenevelt nog geweten dat zijn Hansken op een ets van Rembrandt figureerde en zo deel uitmaakt van Hollands Goud Eeuw. Voor hetzelfde geld had Cornelis er geen flauw benul van, wie zal het zeggen?


De Zondeval of Het Aards Paradijs, ets, 1637

Tussen boom en been: Hansken (poging tot close-up

Er hangt zelfs een topstuk uit het etswerk van Rembrandt: 'De Honderdguldenprent', of 'Christus predikend' uit ca 1648. Ze werd met een geldwaarde aangeduid omdat ze al tijdens het leven van Rembrandt tegen die prijs verhandeld werd, en dat was best een hoog bedrag voor wat toch 'maar' een ets was. De naam van de maker speelt natuurlijk ook een belangrijke rol bij de prijszetting, dat zal ook duidelijk zijn. Als je van clair-obscur spreekt, heb je hier een sprekend voorbeeld: Christus en zijn publiek wordt het volle licht gegeven, de achtergrond is gewoon zwart. Nogal duidelijk waar de aandacht dan naartoe gaat.

'De honderdguldenprent', of 'Christus predikend', ets, ca. 1648

Jakob Smits heeft zich door deze prent ook laten inspireren: 'Christus predikend in de schuur' is er mutatis mutandis nogal verwant mee. We zijn hier in een Kempische boerenschuur, en er is veel meer evenwicht in deze ets: hoofden van de toehoorders allemaal op dezelfde hoogte; links zit een boerin haar kind te zogen, rechts zit een jonge kerel te kijken en te luisteren. Tegenover de ladder links staat rechts een steunbalk: veel rustiger is deze ets. Maar het onderwerp heeft Smits bij Rembrandt gehaald: hij bewonderde hem met hart en ziel. Zoals Christus daar staat met zijn armen en handen gespreid, dat noemt men 'in orante houding'. Van het Latijn 'orare' voor bidden: dat heb ik zelf ook maar geleerd uit de catalogus.

 
Jakob Smits, Christus predikend in de schuur, ets 

Ik hoef hier natuurlijk niet alle dertien Rembrandts te laten zien en er iets over te zeggen, maar een paar moet toch nog kunnen. Zo zijn er twee etsen 'Christus in Emmaus'. Die Emmausgangers waren twee discipelen van Christus, die drie dagen na zijn dood op weg waren van Jeruzalem naar het dorp Emmaus.  Zij ontmoeten hem tijdens die tocht, maar pas wanneer Jezus voor hen het brood breekt, herkennen zij hem, en zien zij met eigen ogen de verrezen Christus. Op de eerste ets is het interieur iets luxueuzer - hoewel, luxueus is in dezen een groot woord. De tweede ets toont de twee discipelen, waarvan de centrale al behoorlijk oud lijkt. Jezus heeft best lang haar, en een stralenkrans om zijn hoofd. Meubels? Een simpele stoel en een dito tafel, maar op beide etsen zien we het moment dat het brood gebroken wordt: de levende Christus doet iets van zware symbolische waarde: de Heer breekt het brood met hen en voor hen. Tenminste: zo zien de Emmausgangers het. Van onderen aan de ets kun je lezen 'Rembrandt fecit 1634'. 

Christus in Emmaus: grote plaat, ets

Christus in Emmaus, kleine plaat, ets,1634

Ten aller slotste: Het sterfbed van Maria. Rembrandt was zonder twijfel protestant: daarom vind ik het vreemd dat hij ook Maria in zijn kunst betrekt. Zij sterft in een hemelbed: dat heette in de zeventiende eeuw ook al zo, dat is dus geen toeval. Ze is omringd door nogal wat mensen: dat zullen de apostelen zijn, zoals Hugo van der Goes die ook al afbeeldde lang van Rembrandts tijd. Drie vrouwen staan er ook op: de uiterst linkse zou haar vriendin Martha kunnen zijn, de knielende is misschien Maria Magdalena, en vlak achter haar staat Christus, de verrezene. Rechts zie nog een vrouwelijke figuur, de rug naar de toeschouwer gekeerd: wie dat is durf ik niet te raden. 

Het sterfbed van Maria, 1639, ets, 401 x 312 mm (Universitaire Bibliotheken Leiden) 

En  wil ik het in een volgende aflevering nog hebben over geschilderde portretten. Maar dat is voor morgen of later.

zondag 10 augustus 2025

Rembrandt, Smits en Hansken

Het Jakob Smits Museum in Mol-Sluis wil meer dan eens uitpakken met een tentoonstelling die meer dan de moeite waard is. Tot 12 oktober van dit jaar loopt er 'Rembrandt, Smits en Hansken' over onder meer een olifant die ooit in Mol gepasseerd is, en ook in Amsterdam: Rembrandt zal dat dier ongetwijfeld gezien hebben, vermoedelijk in 1637, in de zeventiende eeuw dus. In Mol voerde Hansken  zijn kunstjes uit in 1648, het jaar van de Vrede van Westfalen, het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Smits heeft de dikhuid dus niet gezien: eind negentiende, begin twintigste eeuw leefde dat dier natuurlijk niet meer. Turnhout hebben begeleider en zijn attractie ook aangedaan, maar daar zijn bij mijn weten geen kustwerken van bewaard. Waarschijnlijk waren in mijn thuisstad toentertijd alleen huisschilders actief. Maar niet in Amsterdam: daar zit Rembrandt. 


Rembrandt, Een olifant en enkele figuren, zwart krijt, 17,9 x 25,6 cm
 
Dit is afbeelding 1 in de catalogus, maar de tekening is op de tentoonstelling niet te vinden: op de voorlaatste pagina van die catalogus vind je een 'Lijst afbeeldingen' en bij nummer 1 staat een asterisk, en in dit geval betekent dat dat deze olifant en enkele figuren zich bevinden in het 'British Museum London'. Of dat Hansken himself is, weet ik niet, maar het zou zomaar kunnen: in het Amsterdam van de zeventiende eeuw werden niet alle dagen andere olifanten de stad rondgeleid. Overigens: de voornaam van het dier is zeer misleidend: het betreft hier geen stier, maar een koe, een vrouwelijke olifant dus. 
 
De man die met deze attractie Europa doorkruiste, was ene Cornelis van Groenevelt, in de gewone omgang allicht Kees genoemd. We mogen rustig veronderstellen dat Cornelis een Noord-Nederlander was, de eigenaar en 'olifantentemmer' van Hansken. Voor zijn show zocht hij uit waar veel volk samen zou komen: op kermissen, jaarmarkten, bijzondere gebeurtenissen. Want zijn voorstelling was natuurlijk niet gratis: hij moest ook eten, en Hansken ook, en veel meer: kleine eters zijn die dieren niet. Dat Cornelis ook gezegend was met een wakkere handelsgeest is volgens mij ook allesbehalve toeval.
 
 
Zeventiende-eeuwse affiche voor de show die op handen is. De tekening is afgeboord met kleine tekeninkjes die laten zien wat Hansken allemaal kan

Reclametekst voor de show: zeventiende-eeuwse Nederlandse schrijftaal

In onze drukletters, met de spelling van dit documentje, dat nog rijmt ook!

                Hansken den Olyphant is mynen naem,

                In veel Landen heb ik groote faem.

                Ik ben oock 't grootste Beest van alle landen,

                Veele consten can ick mennichder hande.

                Met een cleyn haaxken word ick gedwonge en geregeert,

                Het geen ick can myn Meester myn heeft geleerd,

                Daerom coopt dese prent om aente schouwen,

                U gelt en sal u niet berouwen.

 

Olifanten worden beschouwd als verstandige dieren: een foto van zijn schedel toont dat er veel plaats is voor hersenen. Dit is een replica van de schedel: het volledige skelet wordt bewaard in Florence, waar hij in 1755 op vijfentwintigjarige leeftijd gestorven is. Dat is jong voor een olifant, maar Hansken heeft dan ook niet echt een normaal olifantenleven geleid. Het gewicht van olifantenhersenen bedraagt zo'n 5 kilogram, wat in verhouding tot zijn totale gewicht niet zo erg veel is. Belangrijker voor de intelligentie is de manier waarop die hersenen georganiseerd zijn, en dat wil bij olifanten nog wel eens meevallen: zo ook bij Hansken. In 1755 werd Kees dus werkloos, en wat hij voor de rest aangevangen heeft, is mij onbekend.

De schedel van Hansken 

Ook zeer merkwaardig: op deze tentoonstelling zijn 13 originele etsen van Rembrandt te bewonderen! Hoe ze dat in Mol-Sluis voor mekaar gekregen hebben, weet ik niet, maar het is ze wel gelukt! Dat vind ik een prestatie, zeg nou zelf!  

vrijdag 16 mei 2025

Dag van de Arbeid 2025

In Turnhout was het op de dag van de Arbeid behoorlijk rustig: er wordt dan nooit gewerkt, optochten en opzwepende toespraken waren ook nergens te zien of te horen of te bespeuren: Turnhout gaat ingetogen vooruit zullen we dan maar denken. De feestelijkheden vonden dit jaar plaats in Mol: daar willen ze ook vooruit met de geit. Dan heb ik er maar een bescheiden privé feestje van gemaakt: ik ben naar het Stadspark gescootmobield. Veel schaduw is daar op deze eerste echte zomerdag van 2025; de zon is voor ms'ers zoals ik niet goed.

En in dat stadspark wordt dan toch rustigjesaan gewerkt: Stoomgroep Turnhout is er actief, een aantal treintjes rijdt rond, met machinisten en kindertjes, al jarenlang een attractie hier. En er wordt hier niet gestaakt, over te laat komen wordt niet geklaagd: waar kunnen we nog beter zijn?


Met de trein zou je er al zijn 

Voor de ouders is er een terras waar ze genoeglijk babbelend en drinkend hun kroost in de gaten kunnen houden en de kindertjes weer in ontvangst nemen wanneer hun ritje erop zit. Naast dat terras staat een schaalmodel van de vroegere stationsoverkapping die jaren geleden bij het station van Turnhout hoorde: zo kun je zien hoe er dat vroeger echt uitzag. In 1953, volgens mij toch, is die dan weer afgebroken, wegens bouwvalligheid. Een nieuwe is er nooit gezet: jaren aan een stuk reden er zelfs geen passagierstreinen naar Turnhout: dat soort Kempenaars was daar niet belangrijk genoeg voor. Toen ik in Gent studeerde, van 1965 tot 1969 was dat, moesten we eerst met de bus naar Herentals en daar konden we dan de trein op. Herentals - Antwerpen - Brussel - Gent was het traject. De trein is altijd een beetje reizen: dat was toen letterlijk waar. Vier volle uren  deden we erover, van kwart voor 8 tot kwart voor 12!  Bij de terugreis alles omgekeerd: in Herentals moesten we uiteindelijk de bus nemen die ons naar Turnhout bracht: het laatste stukje was lopen van de Lokeren Schuif naar de Kroonstraat, maar dat was, en is niet zo ver..

De stadsparkvijver is ook complete rust: zelfs de fontein sproeit niet. Onze vroede vaderen zullen bij deze droogteperiode gedacht hebben dat je nu niet nutteloos water mag verspillen. Er wordt in dit nijvere stedeke aan alles gedacht. Of toch aan veel.

De vijver met een werkloze fontein

En rond die vijver staat alles al mooi in blad: een rode beukenkruin levert schaduw in overvloed en behoedt mens en dier voor zonnesteken en andere door warm weer veroorzaakte ziekten. En uitgerekend vandaag past een socialistische boom uitermate goed!

Imposante beukenkruin

Een rode beuk past dus bij de eerste mei, maar de natuur vindt dat niet alles 'rood is troef' moet zijn: aan de oever van de vijver staan bloeien vlijtig gele lissen, een lust voor het oog.

Gele lissen

En als je geluk hebt, staan ze ook nog netjes op een rij, zoals de zeven wagentjes in dat treinliedje, en daarmee zijn we weer bij het begin van deze tekst. Full circle noemen ze dat dan. 

Gele lissen, netjes op een rij

Tegen de dorst, en omdat ik het lekker vind, ben ik in de Chaos nog een trippel gaan drinken; de werkman mag iets hebben op de dag van de arbeid. Ten minste, dat vind ik toch.

maandag 21 april 2025

Nog één vroegbloeier

Natuurlijk zijn er nog meer voorjaarsbloeiers dan die waarover ik het al gehad heb, maar ik heb ze even natuurlijk niet allemaal zelf gevonden. Bijvoorbeeld de volgende: lievevrouwebedstro! De naam alleen al: dat moet iets zeer speciaals zijn, dat kan niet anders. Het was Jan, mijn schoonzoon, die hem in de gaten kreeg. Hij maakt daar met zijn smart phone een foto van, en ik nadien met mijn gewone camera. Jan is best handig met zijn toestelletje, en zoekt meteen op hoe dat plantje wel mag heten: lievevrouwebedstro dus. Volgens mijn Flora is hij in Nederland zeer zeldzaam, in België zeldzaam zonder meer; het plantje is wel verspreid in vrijwel heel Europa. Volgens Wikipedia echter komt dit bedstro  in België vrij algemeen voor in beukenbossen, in Nederland vooral in Zuid-Limburg. Algemeen in Europa zegt Flora ook, maar niet in Ysland en Portugal. Nu niet dat ik het plantje daar al gaan zoeken ben: ik houd wel van planten en bloemen, maar ik moet daar ook niet in overdrijven, vind ik. Lievevrouwebedstro heeft kleine, fijne witte bloemetjes: een teer aanzicht geven die de plant.

Lievevrouwebedstro

Rond dit bloemetje bestaan ook een aantal legenden. Over de kleur van de bloemen bijvoorbeeld. Toen Maria zou baren, had zij de kribbe al klaarstaan, en al gedekt met kruiden en wat hooi. En toen het Jezuskind daarin gelegd werd, en begon te krijten, begon dat bedstro ineens te bloeien. Het plantje werd daarvoor bedankt en het mocht zijn verdere leven gouden (witte) bloemen dragen. Hoe die kribbe in de stal in Bethlehem geraakt is, vertelt deze legende niet. Legenden mogen best wat wonderlijks hebben, dat verhoogt hun magische geloofwaardigheid. 

Een andere verklaring van de naam is dat Anna, de moeder van Maria, de kleine Maria toch zo moeilijk in slaap kreeg. Anna liep door de velden en zag plots een bedstroplantje staan. Ze nam dat bloempje en een aantal andere mee, en thuis bleek, alles verwelkt te zijn, maar ook heerlijk te geuren. Dat zakje bedstro legde Anna als een soort matras onder Maria, die vanaf dan sliep als een roos. En ook vanaf dan heette het plantje lievevrouwebedstro. Si non è vero, è ben trowato.

Die twee verhaaltjes heb ik van Wikipedia, die heb ik niet zelf bedacht. Maar mooi en stichtend zijn ze wel.

Jan, ontdekker van het lievevrouwebedstro in Wechelderzande. Hij wordt in die buurt nog een beroemd plantkundige, met de naam Johannes Monacus. En geloof dat maar, want ik heb het voorspeld. 't Zou me verbazen als dat ooit niet waar zou blijken te zijn.

woensdag 16 april 2025

Voorjaarsbloeiers

De lente is er dan op den duur, en de eerste bloempjes komen ook tevoorschijn: het land tooit zich bescheiden en schuchter met kleuren, nog geen overvloed, maar toch al zeker goed merkbaar. Wie er altijd vanaf het prille begin bij is, zijn de madeliefjes: als je met een voetafdruk 9 van dergelijke bloempjes kunt verbergen, dan mag je die tijd van het jaar 'lente' noemen. In een andere versie zijn er 7 ook al voldoende, maar dat is dan de benedengrens, minder dan 7 is niet meer ernstig.

Een Olmens record: meer dan 20 op 4 april

Soms kom je een kleine struik tegen, met gele bloemen, die om aandacht schreeuwen: alleen welke bloem staat er zo bij, in zo'n  uit de kluiten gewassen exemplaar, begin april? In mijn 'Flora' ( Nieuwe plantengids voor onderweg) kan ik ze ook niet thuiswijzen, maar dat ligt allicht meer aan de zoeker dan aan de gids. Dus schakel ik de vriendin van mijn zoon in: die kent veel meer planten en bloemen dan ik. Ze houdt het op koolzaad: dat bloeit inderdaad in de maanden maart en april, wordt behoorlijk groot - tot 120 cm - en langs wegen of ruderaal terrein verwilderd. Ruderaal terrein is terrein dat door de mensen geregeld verstoord wordt, en dat daardoor een ietwat speciale plantengroei heeft. Deze plant heb ik gefotografeerd langs het Kempisch Kanaal, aan Brug 8 in Turnhout.

Verwilderd koolzaad aan Brug 8

Brem is er ook altijd redelijk vroeg bij: bloeitijd mei en juni. Dit jaar al in april: daar zal het zonnige weer van de laatste maand wel iets mee te maken hebben. Zo'n struik kan tot 2 meter hoog worden: het is geen lilliputterig sprietje. Ook weer mooi geel, natuurlijk zou ik zeggen.

Prille brem

In de natuur is het zoals met alle leven: er komt ook een eind aan. Zo sta je voor een eik die geen nieuwe knoppen en groene blaadjes meer zal krijgen. Zijn stam is nog steeds impressionant, en zijn takken steken naakt de hoogte in: ik sta naar het skelet van een eik te kijken. Als de hemel in plaats van zonnig blauw en licht grijzig en donkerder was geweest, zou je er nog een soort van David Caspar Friedrich in kunnen zien, en met enige verbeelding lukt dat me ook. In West-Europa kan een eik zo'n 200 jaar oud worden, in extreme gevallen haalt hij zelfs 500 tot 900 jaar. Maar dat is zoiets als Jeanne Calment die 127 geworden is, of geworden zou zijn. En die Vincent Van Gogh maar een onverzorgd mannetje vond. Maar hij had dan weer andere kwaliteiten. En dit is eventjes afwijken van mijn onderwerp.

Skelet van een eik

Voor biologie moesten we ooit een herbarium aanleggen, minstens 15 verschillende planten of bloemen moesten we bij elkaar zoeken, wat achteraf gezien best weinig was. Een ervan herinner ik me na zo'n 65 jaar nog altijd: hondsdraf. 't Zal waarschijnlijk aan de naam gelegen hebben - hondsdraf, en dat is dan een bloem! - want het bloemetje zelf is geen gigant. Bloeitijd april tot juni, van 20 tot 40 cm groot, en je vindt hem overal in Europa, je moet er je geen ongeluk voor zoeken.

Hondsdraf

Vlak achter het huis van mijn zoon groeit een bloem die ik nog nooit gezien had: paarse dovenetel. Die is te vinden van maart tot september, wordt tot 30 cm groot. je vindt hem op akkers, tussen puin, in tuinen en langs wegen. Ook weer algemeen in Europa. Raar dat ik hem nog nooit gezien had. Kijkers van anderen zijn kennelijke beter dan die van mij. Wat op zich zelf niet verbazingwekkend is.

Paarse dovenetel, in het begin van zijn groei

Tot slot de bosanemoon. Anemoon vind ik een eigenaardige naam voor een bloem, en als ik ga zoeken, krijg ik gelijk: 'anemos' is het Griekse woord voor 'wind'. De zaden van de bosanemoon zijn zeer pluizig, en worden door de wind verspreid. Of je kunt het in de Griekse mythologie gaan zoeken: Anemona was een nimf aan het hof van de godin Flora. De bosanemoon bloeit in de maanden maart en april, wordt tot 25 cm groot. Je kunt ze zowat overal tegenkomen, ze is verspreid over heel Europa.

Bosanemoon

Behalve de dode eik zijn het geen joekels van planten, maar in het voorjaar geven ze zoals ze kunnen kleur aan de wereld. Ze zorgen voor schoonheid na een lange grijze periode. Wat een verdienste is, zeg ik dan maar

donderdag 10 april 2025

Nog paarden in Olmen

Je hebt paarden en aangeklede paarden, je hebt stadsmensen (ook al komen ze maar uit Turnhout) en mensen van het platteland. Die stadsmensen zien buiten van alles waar ze niets van kennen: een samenscholing van drie paarden bijvoorbeeld. Niet dat er paardenrellen voorbereid worden, we zijn hier niet in Animal Farm. Het rechtse paard heeft zijn overjas nog aan, en vlak achter hem zie je ook nog de slippen van het tweede paard. Het linkse paard moeten we helaas bestempelen als naaktloper. Evenwel, die overjas is geen bescherming tegen de kou, zo koud was het trouwens niet, maar tegen de vliegen, paardenvliegen allicht, maar zeker in dit geval vervaarlijke steekvliegen. Dat verneem ik van mijn zoon, die zich kennelijk al voor een deel geassimileerd heeft. Wat ook merkwaardig is: die steekvliegen worden kennelijk niet aangetrokken door naakte paarden. Dat schijnt te veel soft porno ineens te zijn voor die beestjes. Het kan ook zijn dat de paardenbonzen maar twee overjassen hadden, en noodgedwongen de gezondheid van hun derde paard moesten riskeren.

Beschermd en onbeschermd

Het heeft ten slotte toch iets weg van Animal Farm: All animals are equal, but some are more equal than others. Zeg dat Georges Orwell het gezegd heeft.