zaterdag 14 februari 2009

Berlijn - dag 3


Niet zo druk bezette metro


In de Kochstrasse, vlak bij Checkpoint Charlie: wat rest van de DDR


Interieur van de nieuwe Gedächtniskerk


Käthe Kollwitz: Moeder en kind

Ruimte, bouwstijl en vervoer

Wat mij gisteren erg is opgevallen, zijn de brede straten in Berlijn. De 'Nederlaagstraat' is klein naar Berlijnse begrippen, maar zeker zo breed als de Gasthuisstraat in Turnhout, en niet zo lang: zelfs daar vlak bij 'Unter den Linden' krijg je geen benepen gevoel. Ik lees naderhand in de 'Lonely Planet Berlin' dat zeker in het westelijke deel van de stad 'brede straten' aanleggen een welbewuste keuze was en bedoeling had: Berlijn lag in '45 zo goed als helemaal plat, en de nieuw te bebouwen oppervlakte moest een gevoel van openheid en vrijheid scheppen. Nou, dat gevoel krijg je wel in Berlijn. Komt daarbij de uitgestrektheid van het gebied: 891 km², dat is bijna zo groot als het hele arrondissement Antwerpen, of meer dan een derde van onze provincie. De grootste afstand van west naar oost is 45 km, van noord naar zuid 38 km. Redelijk moeilijk te bevatten, vind ik dat. De stad is ook niet concentrisch gegroeid vanuit een centraal punt, zoals Antwerpen of Brussel waar de markt telkens het centrum is, maar het is meer een samengroeien van verscheidene centra: één echt centraal punt vind je er dan ook niet. Je hebt de Kurfürstendamm met de Gedächtniskirche, Brandenbürger Tor, de Museuminsel, de Reichstag, de Friedrichstrasse, Checkpoint Charlie dat druk bezocht wordt, Unter den Linden en omgeving: ettelijke delen zijn belangrijk omdat er veel te doen of gebeurd is. Ook opvallend is de overvloedige aanwezigheid van natuur en groen: er is niet op een boompje gekeken. Begin februari staan die er natuurlijk allemaal kaal bij, maar in de zomer moet dat prachtig zijn. Ich hab' keinen Koffer mehr in Berlin, deswegen muss ich nächtens nicht wieder hin, maar voor de natuur en de zomer is het zeker te overwegen.

De stijl van de gebouwen vertelt voor een deel ook de geschiedenis van Berlijn. Er staan best nog wel oude gebouwen uit de achttiende en negentiende eeuw (Brandenbürger Tor, de Reichstag, een aantal museums) maar zelfs recente nieuwbouw is er in grote mate: de leegte van de Potsdammer Platz is na de Wende met zeer moderne architectuur gevuld, en de bouwkranen zijn daar nog niet uit het straatbeeld verdwenen. In Kreuzberg en andere stadsdelen vind je geen normale huizen zoals bij ons: alles is appartement. Je hebt er die de Tweede Wereldoorlog overleefd hebben, en dat heet dan 'Altbau', en nieuwe gebouwen, en die heten dan 'Neubau'. Die 'Neubau' moest er na '45 snel staan, en dat zie je eraan. Niet dat het allemaal niet solide zou zijn, maar de gevels vertonen geen spoor van verbeelding of versiering. Vlakke gevels zijn het, recht toe recht aan, met allemaal eendere vensters en ramen: het komt allemaal nogal eentonig over.

Zo'n uitgestrekt gebied heeft natuurlijk een efficiënt openbaar vervoer nodig: dat is er ook. De bussen en de metro hebben een hoge frequentie, lang wachten is er dus nooit bij. Een nadeel voor een rolstoelgebruiker is wel dat niet alle metrostations een lift hebben: langzaam trappen doen is geen probleem voor mij, maar Maartje heeft mijn rolstoel meer dan haar eigenlijk lief was diezelfde trappen op en af moeten dragen. Hoewel ik daar onmiddellijk bij moet zeggen dat er altijd wel iemand bereid was om haar, ons te helpen, zelfs de marginalen die aan de uitgangen rondhingen om nog niet helemaal verlopen tickets te verkopen. Berlijners zijn zeer vriendelijke en behulpzame mensen, is mijn ervaring. Die metro rijdt ook vaak bovengronds: als je er dan in zit, heb je een afwisselend uitzicht op de stad, en als je hem vanaf de straat boven je hoofd voorbij ziet zoeven, moet je onwillekeurig denken aan houtsneden van Frans Masereel, die door dergelijke beelden de hectiek van de moderne grootstad oproept. Dat was in de jaren dertig, maar dat gevoel is nog levend aanwezig: een ziener is die Masereel geweest.

Charlie & Jüdisches Museum

Wij gaan vandaag via de Friedrichstrasse naar Checkpoint Charlie: een plek waar je heel je leven over gehoord heb, kun je niet links laten liggen. Aan de Kochstrasse staat nu een replica van het wachthuisje op de grensovergang, en echt indrukwekkend is dat niet. In de straat zijn verder heel wat souvenirwinkeltjes: het versmade verleden wordt behoorlijk te gelde gemaakt. Aan het wachthuisje kun je een nepsoldaat fotograferen, alleen of in je gezelschap, maar dat kost wel € 1: veel mensen heeft het oversteken van de grens trouwens veel meer gekost. Maar commercie moet kunnen, wie twijfelt daaraan? Er is ook een "Mauermuseum', dat we aan ons voorbij laten gaan, en op een gevel hangt ook het embleem van de DDR, dat destijds alom bekend was, ook van de postzegeltjes bijvoorbeeld.

Te voet gaan het dan naar de Lindenstrasse, naar het 'Jüdisches Museum', waar ik, zeker in het 'Untergeschoss' zeer door geraakt word. In die kelderverdieping loop je op drie assen, die van de emigratie, de holocaust en de continuïteit. Lopen is veel gezegd: de assen (gangen) hellen, niet alleen van hoog naar laag, maar ook van links naar rechts, zodat je je volgende stap nooit zeker bent. Ik vind dat een krachtige en adequate metafoor voor de onzekerheid van de joden tijdens het nazisme.
Je kunt ook nog naar de 'Tuin van de Verbanning en Emigratie': 49 zuilen met bovenin olijvenwilgen, in februari kaal natuurlijk, symboliseren er het gedwongen vertrek van de Duitse joden. De kale takken die nu uit de zuilen steken, lijken me wel de tenhemelschreiende, wanhopige armen van de weggevoerden en slachtoffers. In de zomer zijn er die armen natuurlijk niet meer, maar het groen boven op de steles staat dan voor hoop en nieuw leven: in elk seizoen kan de Tuin symbolisch anders en toch zeer zinvol geduid worden. De zuilen doen overigens sterk denken aan de hoge steles van het Holocaust Monument.

Op de twee verdiepingen van het gebouw zie je in een 'Dauerausstellung' (mooie woorden levert het Duits toch op) de geschiedenis van de Europese joden, vanaf de middeleeuwen tot vandaag. Zeer evenwichtige tentoonstelling is dat: natuurlijk komt de holocaust op het einde, maar een larmoyante opsomming van al het onbeschrijflijke leed dat deze mensen in de loop der tijden, en zeker in het midden van de 20ste eeuw is aangedaan, is het zeker niet. Figuren die ik in deze tentoonstelling herken: Baruch de Spinoza, de grondlegger/voorloper van de Verlichting, en Moses Mendelssohn, Duits-joods verlichtingsfilosoof. Kleinzoon Felix Mendelssohn-Bartholdy was christen geworden: dat leek een probaat middel om in de maatschappij opgenomen te worden, dan speelde de joodse afkomst kennelijk geen rol meer.

Het nieuwe gebouw (geopend september 2001) is ontworpen door de Amerikaanse architect Daniel Libeskind, die overigens van Pools-joodse afkomst is. Vanuit de lucht heeft het museum de vorm van een bliksemschicht, en in de voorgevel suggereren strepen een gebroken davidster. Overigens zijn de veiligheidsmaatregelen bij het binnenkomen zeer stringent: je wordt er gecontroleerd zoals op een luchthaven. Schrik voor moslimterroristen, zo vlak na de oorlog in Gaza? Helemaal niet onwaarschijnlijk of ondenkbaar.

Ku'damm & Käthe Kollwitz


De 'Kurfürstendamm' is dan een zeer bruisende moderne straat: voor veel toeristen blijkt de Ku'damm het hart van de stad te zijn. Opvallend is natuurlijk de Kaiser-Wilhelm-Gedächtnis-Kirche: ze werd in 1943 verwoest, alleen de oude toren staat er nog, op de 'Breitscheidplatz'. Die toren is ondertussen ook al vele jaren een ander symbool van Berlijn. De nieuwe achthoekige kerk met losstaande toren dateert uit de jaren 60: de muren zijn van gewapend beton en blauw glas, wat binnen in de kerk mooi licht verspreidt.

Op datzelfde plein is ook nog een fontein te zien dat de aarde voorstelt, met een krokodil op de rand bijvoorbeeld, maar spuiten en werken doet ze in februari niet. Een zeer bijzonder beeld op de Ku'damm is 'Berlin', dat het verdeelde Berlijn voorstelt: het is een stalen constructie van twee keer twee slingerende 'slangen' die contact met elkaar proberen te maken, die elkaar proberen te raken, maar daar net niet in slagen. Het werd er in 1987 geplaatst ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Berlijn. Modern, mooi in al zijn eenvoud, en geladen met een duidelijke symbolische betekenis.

We bezoeken ook het 'Käthe-Kollwitz-Museum' in de 'Fasanenstrasse', waar overigens enkele van de duurste en meest exclusieve winkels van Berlijn te vinden zijn. Maar wij komen voor de kunst van Kollwitz: dat kun je als Vlaming niet aan je voorbij laten gaan. Haar beroemde en indrukwekkende 'Treurende ouderpaar' staat op het Duitse soldatenkerkhof in Vladslo (Diksmuide), hier gaat het vooral over tekeningen en etsen: vaak donker en niet spetterend van optimisme, maar een aantal tekeningen over moederschap en moeder- en kindergeluk zijn veel intimistischer en zachter van aard en toon. Overigens komen we in dit museum een beeld van een Vlaams kunstenaar tegen: 'De drie gratiën' van George Minne: onverwacht alleszins.

Cosi' fan tutte


's Avonds gaan we naar de opera, naar de 'Komische Oper' in de Behrenstrasse, ook al dicht bij 'Unter den Linden'. Via het internet volgens de caissière iets te dure kaarten besteld, maar ze helpt ons goed en vriendelijk en zegt dat de voorstelling meer dan de moeite loont: 'Cosi fan tutte', maar dan in het Duits, 'So machen's alle'. Alle lettergrepen en klemtonen kloppen in vertaalde en originele titel: hier zijn geen prutsers aan het werk geweest, is mijn eerste gevoel. Het is meer dan dertig jaar geleden dat ik nog eens een opera bijgewoond heb, maar dit is in ieder geval een voltreffer. 'Cosi ...' is echt niet Mozarts zwaarste werk, ik versta het gezongen Duits toch nog beter dan Italiaans. Tijdens de ouverture steken handen pancartes met 'So machen's alle' voor het doek, ook wie het allemaal zo doet: 'Frauen', 'Männer', 'Schweine' und 'Zicken'(geiten zijn dat), en de sfeer zit er onmiddellijk goed in, voor er een noot gezongen is. Het decor vind ik mooi (wanneer het over liefde en natuur gaat tegen een naïef geschilderde natuurachtergrond à la Douanier Rousseau), en er wordt met volle inzet heel goed gezongen. De twee hoofdrolspeelsters (Fiordiligi en Dorabella) staan tijdens het eerste bedrijf ongeveer anderhalf uur onafgebroken op het podium, en acteren, spelen en zingen dat het een lieve lust is, ongelooflijk gewoon. Om het populair te zeggen: het publiek lms er wel pap van. Naderhand moet ik denken aan de Oevelse 'queen' of kitsch' die hele sportpaleizen bijeen brult en roept, in overversierde pakjes die vaagweg aan 'Startrek' herinneren, met veel flitsend licht en rook: Arm Vlaanderen. Deze 'Cosi' is een belevenis, een van de vele die ik de laatste twee dagen al heb meegemaakt. 'Berlin' ist toll', zegt men dan in Duitse jeugdtaal. 'Super' kun je het ook noemen, op zijn Duits dan. Dan klinkt het zo: 'zoepe'.

Het woord geeft goed weer hoe de eerste twee dagen Berlijn voor mij geweest zijn, vind ik.

Geen opmerkingen: