zondag 29 november 2009

'Kosmisch' gevoel: Snoek en Gezelle


Een beetje bijna heilig zijn


Veel bladjes op stilstaand water

De 'zwemmende ruiter' van Paul Snoek is noch min noch meer een magistraal gedicht: ik had het over 'euforisch levensgevoel', maar ik kan het voor hetzelfde geld 'kosmisch' noemen. Lees deze verzen:

'Want in het water adem ik water, in het water
ben ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.'

De logische conclusie is onvermijdelijk: 'Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.'

Het bijzondere is nu dat dit gedicht bij mij automatisch en onmiddellijk een ander oproept, een van Guido Gezelle dan nog. In 'Er viel 'n keer' laat die een bladje op het water vallen, beschrijft hij de gestage beweging van dat bladje op het water, 66 verzen lang, waarbij elk onpaar vers drie lettergrepen telt en telkens het woord 'water' bevat: die herhaling, maar niet zo nadrukkelijk, zie je bij Snoek in het citaat ook. Bij Gezelle worden bladje en water één, maar de hemel, hoewel zeker niet de katholieke met rijstpap en gouden lepeltjes (Gezelle had een iets bredere visie), wordt er ook bij betrokken. Het laatste deel van het gedicht klinkt zo:

En blauw was 't aan de hemel en
in 't water
En blauw en blank en groene blonk
het water
En 't bladje loeg en lachen dei
dat water
Maar 't bladje was geen bladje neen
en 't water
En was niet meer als 't bladje ook
geen water
Mijn ziele was dat bladje: en
dat water
Het klinken van twee harpen was
dat water
En blinkend in de blauwte en in
dat water
Zo lag ik in de hemel van
dat water
De blauwe blijde hemel van
dat water

Gezelle ervaart zijn kosmisch gevoel wanneer hij een klein fenomeen (het bladje) een ziet worden met iets groters (het water,) dat het draagt en meeneemt, en die eenheid ziet hij dan weer opgenomen worden in de schepping (de hemel), waar ook zijn ziel deel van is. Een religieuze ervaring heet zoiets, en met godsdienst heeft dat weinig of niets te maken. Eerder met gevoeligheid voor datgene wat de mens overstijgt, wat hem zijn nietigheid doet voelen.

Snoek schept zijn kosmisch gevoel, zijn religieuze ervaring ervaring zelf, maar ook in het water, dat bij hem veel belangrijker is. 'Zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers' heet het bij hem, het is 'aloude geheimen vertellen aan het allesbegrijpende water': Snoek is veel actiever, niet zo de beschouwende mens die Gezelle is. Maar au fond hebben ze over hetzelfde gevoel.

Zeer opmerkelijk is dat: 'Er viel 'n keer' zou geschreven zijn op 11 april 1859, 'Zwemmen is...' komt uit een bundel van 1960. Het gaat dus over twee echt wel verschillende beschavingen, en net zo goed over twee mensen met erg verschillende posities in die culturen. En toch schrijven die, elk op hun manier, over dezelfde zeer invoelbare emotie. Mooi, toch?

Geen opmerkingen: