zondag 15 november 2009

Juffrouwen en Meesters


Eerst studiejaar, voor 1953


In 1953 begon ik aan wat toen nog algemeen heette 'het eerste studiejaar', later geüpgraded tot 'eerste leerjaar': dat klonk wat vreemder, dus dat moest zeker iets hogers zijn, of het begin van de weg die naar een zeer verheven einddoel leidde. In feite was het niet meer dan het begin van 'de eerste klas', het begin van de 'grote school': gedaan met het 'fröbelschool', zoals dat met enige klasse heette.

De volksmond had het over de 'papschool', en dat was voor iedereen duidelijk. In de Sint-Julianaschool heb ik die papschool tot een goed einde gebracht, in de Koning Albertstraat. Matjes vlechten herinner ik mij, en uitstappen naar het Raadsherenpark, waar een echte vijver lag en een heuse klimkooi stond: toen ik vijf jaar was, lag de grote onbekende nieuwe wereld niet eens vijf kilometer van het centrum van Turnhout , op de grens met Vosselaar. Maar dat besef hadden wij toen nog niet: wij wisten nauwelijks dat wij twee benen hadden, en dat de meisjes 'anders' naar het toilet gingen dan jongens. En Juffrouw De Decker was iemand die veel respect inboezemde en warmte uitstraalde en uitlokte: een door de wol geverfde kleuterjuf, een minzaam iemand die moeder vertelde hoe ik beleefd mijn hand voor de mond hield als ik eens moest hoesten. Ze vermoedde enige geest in mij, leidde ik later uit moeders verhalen over haar af. Dat alles was nog in de tijd dat vrouwen in het onderwijs, in dit geval katholiek kleuteronderwijs, niet langer voor de klas konden en mochten staan als ze getrouwd waren: iemand die kennelijk van de vleselijke geneugten genoot, mocht niet op de 'ziel van het kind' losgelaten worden. Ik heb nooit geweten wat er van juffrouw De Decker later geworden is, maar ze had wel iets, vond ik toen. Een andere juf heette 'juffrouw Maria': zeer lief vond ik haar, zelf drie- à vierjarig jongetje zijnde. Later zag ik ze vaak arm in arm met haar zus, die een kop groter was, door Turnhout stappen: wandelen kon je het niet noemen, ferm marcheerden ze bijna. Verbeten hoedsters van het preconciliair katholicisme vond ik die twee toen; juffrouw Maria heeft nooit haar beroep moeten opgeven omdat er een man in haar leven gekomen zou zijn.

Wat hebben de zusjes ze ooit gemist? Wellicht veel, als je het bekijkt vanaf het staéndpunt van 30 tot 50 jaar later, zij waren dochters van hun tijd, en zo goed als 'bruiden van Christus', zonder geloften dan. Wie zal ooit een voorgaande tijd of mentaliteit veroordelen omdat hij ervan bewust is dat we nu toch wel het toppunt van beschaving, inzicht en vooruitgang bereikt hebben? Na 1953 is er in de wereld en in Turnhout nooit nog iets fout gelopen kunnen we met enige trots melden.

Maar in september 1953 begon ik aan de 'grote school'. En niet langer in een, 'sintenschool', neen nee, in het Rijksonderwijs, want dat had vader ook gemaakt tot wat hij was, en hij wilde zijn jeugd kennelijk en terecht niet ontrouw worden. Dus ik naar 'de voorbereidende', in een wijkschool die gevestigd waz op de plaats waar zich nu de Bowlingbbevindt. Een oude fabriek was het voordien: wat er gemaakt werd, heb ik nooit geweten, maar op de speelplaats stond een reuzefabrieksschouw vonden wij, en de speelplaats zelf was een 'singelassen koer': je kon er als jong wild veulentje lekker je knieën kapot vallen dat het een lieve lust met veel tranen was. Maar de promotie der promoties was dat we nu bij een 'echte meester' zouden zitten. Wat een vreugde zou dat zijn: geen juffen meer, maar echte meesters met een grote M. Helaas, driewerf helaas: de eerste dag van het openbarende schooljaar zei die meester - Renaerts heette hij, van Retie was hij en in de stad in rijksonderwijskringen toch behoorlijk bekend, ondanks zijn ongetwijfeld jonge leeftijd - dat we hem niet met 'meester' mochten aanspreken, maar dat zijn titel gewoon 'meneer' was. Je had in die tijd wel 'meneer doktoor' en 'meneer pastoor', maar 'meneer zonder meer' voor de man die ons zou leren lezen, schrijven en rekenen vond ik maar niets. 'Meneer de onderwijzer' is nooit gebruikt: volwassenen en ouders hadden het over 'ne schoolmeester'. Daarbij te kennend gevend dat 'een meester' kennelijk toch nog wat anders is.

In 69 stond ik voor het eerst zelf voor de klas, op het Atheneum van Mol, in de hogere cyclus. Mol was voor mij een gemeente met ongelooflijk veel gehuchten met namen om in het Vlaams 'U' tegen te zeggen: Sluis, Donk, Ezaart, Millegem, Ginderbuiten. Het enige waar ik ooit geweest was, heet Postel, maar dat is dan weer een zeer eerbuiedwaardige abdij met een aantal afspanningen er vlakbij. En veel natuur: echt Mol was en is dat niet.

Zelf sta je groen in het onderwijs, in een streek waar de familienamen je treffen omdat je ze van thuis niet kent: 'Meynen' is me bijgebleven, en 'Jennen', 'Van Hoof' en 'Berghmans', allemaal nieuw. en je eerste ouderavond komt eraan: als 22-jarige frisse 'kracht' moet je het dan gaan uitleggen tegen vaders en moeders die net zo goed je eigen ouders geweest zouden kunnen zijn. En er werd tegen je opgekeken, heb ik gemerkt, want je had veel letters gegeten, en je kon mooi praten. Een man herinner ik me als behoorlijk bijzonder: een jaar of 60 was hij, klein van gestalte, niet echt heel geleerd of hoog opgeleid, goed van inborst, met goede manieren en goede wil, bezorgd om zijn 16-jarige dochter Godelieve, ook een kleintje, maar die hij de kans gegeven had hemboven het hoofd te groeien. Uitgerekend die vader sprak mij aan met 'meester'. Ik dacht aan mijn eerste studiejaar en de toen al afgeschafte meester, ik vond Turnhout toen toch verder staan dan 'la Campine profonde' en mijn excuus is dat ik nog heel jong was. Want die man, Wellens heette hij, was juist vol vertrouwen en respect: dat kon voor hem alleen van 'meesters' komen, iedereen is 'meneer' moet hij gedacht hebben.

Je bent 22 en je staat voor de klas: maar wat je vanaf dan al onderwijzend allemaal bijleert, dat leer je paradoxaal genoeg niet op school. En in de meeste gevallen komt het daarop aan.

Geen opmerkingen: