Jan van Eyck stierf al in 1441, Hans Memling in 1494, maar dan een halve eeuw later dus. Maar de uitstraling van de Vlaamse Primitieven begint, volgens de naam van de tentoonstelling, al bij Van Eyck. Behoorlijk wat Duitse schilders hebben zich ingespannen om het niveau van hun Vlaamse vakgenoten te evenaren, zo van: dat moeten we ook kunnen. Onbekende namen blijken zeer verdienstelijke kunstenaars te zijn geweest. Een opsomming: Hans Multscher, Konrad Witz, Conrad Laib, Hans Pleydenwurff, Michael Wolgemut, Walter Schongauer. Van al die mensen is werk te zien, en dan stel je vast dat ze een grote inhaalbeweging gemaakt hebben, maar dat ze nog het laatste tikje talent of metier misten dat de Vlaamse Primitieven zo uitstekend maakte. Zo snel was het verschil (de achterstand?) niet helemaal te overbruggen. Tegen het eind van de vijftiende eeuw lijkt dat te veranderen: ik zie een prachtig 'Portret van een jonge vrouw' uit 1480 of daaromtrent. Zeer licht is dit vrouwenhoofd, tegen een donkere achtergrond, zeer fijn is ze geschilderd, helder en open kijkt zij, bescheiden glimlachend, zou ik zeggen: een beetje geïdealisereerd, foutloos, perfect. Een parel van een doek is het. Maar: schilder onbekend. Het schilderij komt uit Zwaben, misschien zelfs uit Ulm, maar dat laatste is niet zeker. Het belang van de kunstenaar als scheppend individu was kennelijk in die contreien nog niet doorgedrongen: in die zin is het echt middeleeuws. Maar daar komt verandering in.
Zwaben (Ulm): Portret van een jonge vrouw, ca. 1480
Want op het einde van de vijftiende eeuw komt Albrecht Dürer eraan, die moeiteloos het niveau van Van Eyck en andere Primitieven bereikt. En zijn realisme is nieuw: het is geen religieus realisme meer, geen godsdienstige taferelen naar de werkelijkheid geschilderd, maar eerder burgerlijk realisme: het 'Portret van een man' (1521 of 1524) is daar een prachtig voorbeeld van. Hier spreekt al een andere tijd: de renaissance heeft Duitsland al duidelijk bereikt. Hier is geen spoor van idealisme meer te bekennen, zoals in de tedere vrouw uit Zwaben: de man kijkt nors en vastberaden voor zich uit, kennelijk heeft iets of iemand hem best wel boos gemaakt of pijn gedaan. Gesloten, smalle mond heeft hij ook, en een beetje gefronste wenkbrauwen. Niet direct een schatje is hij, maar het doek wel een meesterwerk: hier spreekt een karakter, zonder twijfel. Maar die hand linksonder, die bijna rust op de lijst, dat deden de Primitieven ook al.
Albrecht Dürer, Portret van een man, 1521 (1524?)
Nog zo'n portret van een echt ernstige man is het 'Portret van een onbekende man', (ca. 1510-1515) van Michael Sittow. Die kunstenaar werd in 1469 geboren in Reval, wat toen de naam was van Tallinn, toen hanzestad en nu de hoofdstad van Estland. (Ik heb een bijzondere voorliefde voor al wat Ests is, maar dat terzijde.) Die Sittow komt in de loop van de jaren 80 naar Brugge (niet zo moeilijk, hij reist naar een andere hanzestad) en gaat vermoedelijk bij Memling in de leer. Met enig succes: hij wekte voor Isabella van Castilië en Margareta van Oostenrijk, hij was niet zomaar een verver zou je zeggen. Ook in dit schilderij gaat alle aandacht naar het gezicht van de man, dat het licht vangt op een donkere achtergrond. Ernstig kijkt hij, zich van zijn belang bewust. En zijn handen ook op de lijst van het doek: handtekeningetje van de Primitieven. Ik heb begrepen dat Sittow in feite als een Vlaamse Primitief wordt beschouwd: je kunt spreken van een succesvolle carrière voor de Est.
Michael Sittow, Portret van een onbekende man
Twee zeer mooie objecten zijn geen schilderijen, maar beeldhouwwerken. Van Conrad Meit is er een 'Adam en Eva', maar niet bepaald na de zondeval, tenminste, zo ziet het er toch niet uit. Geen oneindige droefenis om de verbanning uit de Hof van Eden, de twee lijken een eerder vriendelijke wandeling te maken. Beiden hebben wel een appel in de hand, maar daar lijken ze over te spreken, zo van: wat doen we hierrmee ? Gods toorn is niet echt te bespeuren. Die Conrad Meit is in 1480 in Worms geboren, maar werkte al vanaf 1514 als officiële beeldhouwer aan het hof van Margareta van Oostenrijk - weer zij! Met deze man zijn al wat verder opgeschoten in de renaissance, en de beeldjes van Adam en Eva uit 1520 lijken me eerder een alibi om de aardse en menselijke schoonheid gestalte te geven. Bloot mag, maar liever met min of meer religieuze figuren. De kunstenaar zelf is best succesvol geweest: Meit koopt in 1534 een huis in Antwerpen en wordt als beeldhouwer lid van de Sint-Lucasgilde. Hij is in 1550 in de Scheldestad gestorven. De Zuid-Nederlandse kunstscene was in die tijd behoorlijk aantrekkelijk, mag je wel zeggen.
Conrad Meit, Adam en Eva, 1520
Een laatste zeer opmerkelijk werk is het middenstuk van een altaarstuk, een houten beeldhouwwerk, nu in het Nationale Museum van Warschau, dat Sint-Lucas voorstelt terwijl hij de Maagd schildert. Dat was een geliefd onderwerp bij de Vlaamse Primitieven - ik heb het twee jaar geleden in Gent ook op een wandtapijt gezien - het was een soort van evergreen die iedereen die een beetje kunstenaar was probeerde te schilderen of uit te beelden. Natuurlijk deden de schilders dat met voorliefde: Sint-Lucas was immers hun patroonheilige, en zodoende konden zij zichzelf bij wijze van spreken afbeelden in het gezelschap van de Heilige Maagd. Maar dit tafereel is ook een scene uit het dagelijkse leven: Maria is met een hemd bezig en de kleine Jezus zit ongestoord en kinderlijk op de grond te spelen. Maria en de Heilige Lucas zorgen voor de nodige sacraliteit, en er is nog een leuk detail: onder de stoel van Lucas ligt een stier, het symbool van deze evangelist. Het algehele middeleeuws godsdienstige sérieux wordt zo langzamerhand doorbroken. Merkwaardig ook is dat dit altaarstuk al in het begin van de zestiende eeuw in een Poolse kerk te vinden was, toch een eind naar het oosten. Vlaanderen zond zijn zonen uit heet dat ouderwets, of tenminste de invloed van die zonen. Je staat te kijken van wat er hier 500 jaar geleefd heeft, je zou er vandaag nog een soort van vaderlandse fierheid aan overhouden.
Jacob Beinhart, De heilige Lucas schildert Maria, 1506
Voor een tentoonstelling van dit niveau zou ik elke jaar naar Brugge rijden: maar dat is wat hoog gegrepen, denk ik.
1 opmerking:
Beste heer,
ikzelf heb de tentoonstelling niet gezien maar uw artikel is bondig, duidelijk en verhelderend voor een geinteresseerde zoals ik. zeker als het om een naamgenoot-Van Eyck- gaat
Verbanden leggen door de eeuwen heen maakt alles wat duidelijker en dus Boeiend.
groeten,
Toon Van Eyck - Leuven
Een reactie posten