maandag 24 oktober 2011

John Constable in Gent - olieverfschetsen

Op dit ogenblik loopt in het 'Museum voor Schone Kunsten' in Gent de tentoonstelling 'John Constable, olieverfschetsen'. Die Constable is de bekendste niet - overigens zeer ten onrechte -, maar hij is wel oude liefde van mij, dus ik met Vic, mijn vaste tentoonstellingsmaat, daarheen.

Een oude liefde zeg ik: ik heb in mijn bibliotheek nog een boekje over hem staan, gekocht in 1963 of '64, toen ik een jaar of zestien, zeventien was. Het is uitgegeven in een reeks die heette 'Zwarte Beertjes - Kunstpockets', en die nu natuurlijk niet meer bestaat. 25 frank kostten die deeltjes toen: een democratische prijs, waardoor een gewone jongen vrij makkelijk met kunst en cultuur in contact kon komen. En zeer leergierig waren we toen: ik ben ook maar van eenvoudige komaf - vader kleine bediende, moeder huisvrouw - maar boeken waren er wel altijd in huis, en school en je best doen waren belangrijke zaken: je ouders wilden dat je het verder bracht en beter had dan zij, zoals alle andere ouders. En ik zat op een uitstekende school: het Atheneum van Turnhout. Daar is vanaf 1959 de wereld voor mij opgegaan, en ik zoog als een vloeipapier letteren, talen, geschiedenis, kunst en cultuur in me op. Natuurlijk kocht ik dus voor een prikje 'Zwarte Beertjes': Bosch, Titiaan en Paul Klee heb ik ook nog voor me staan.

Maar ik zou het over John Constable hebben. Echt een belangrijke schilder was hij, tijdens de eerste vijfendertig jaar van de negentiende eeuw. Niemand voor hem - ook niet op het continent - heeft zoveel in openlucht geschilderd als hij: hij probeerde de essentie van de natuur te vangen, en datgene wat er voor hem achter zat. In die zin was schilderen voor hem een soort van religieuze bezigheid: hij probeerde het zijnde te vatten, de dingen rond hem. Hij verliet het atelier en de meer academische schilderkunst die toen vooral in de mode was, ging naar gewone onderwerpen dicht bij hem: natuur en landschappen die hij  goed kende en waar hij bijgevolg vertrouwd mee was. En wolken en luchten probeerde hij natuurgetrouw, met een haast wetenschappelijke nauwkeurigheid op het doek te brengen. Hij vond trouwens dat landschapschilderkunst als een wetenschap diende beschouwd te worden. Een prachtig voorbeeld daarvan is 'Studie van cirruswolken', uit 1821-22.


Studie van cirruswolken

Het is inderdaad echt een studie, gewoon olieverf op papier, niet groter dan 11,4 bij 17,8 cm. Maar de voorstelling leeft wel: je ziet de wind zonder meer door de lucht en de wolken blazen. En hij had geen middelen om de scène die hij schilderde te 'bevriezen': wat een rake observator moet hij geweest zijn, deze Constable.


Nog zo'n prachtige hemel: Studie van wolken boven een weids landschap, 1830

Weer een echt studiewerk: het meet 19 bij 22,9 cm, het is 'potlood en aquarel op papier'. Op de achterkant staan de notities van de kunstenaar: 'about11 - noon - Sepr 15 1830. Wind - W.' Constable schilderde niet zomaar eender wat zomaar eender wanneer.

Hij kende de kunstgeschiedenis ook zeer goed, hij is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Hij was onder de indruk van werken van Rubens, van Jacob van Ruysdael (ook een bedreven lucht- en wolkenschilder) en van de Fransman Claude Lorrain.

De twee topstukken van de tentoonstelling zijn de olieverschetsen (of -studies) voor zijn twee bekendste werken: 'De Hooiwagen' (The Hay Wain - 1821) en 'Het Springende Paard' (The Leaping Horse - 1825). Die studies zijn op de grootte van de latere finale versies, dat wil zeggen 137 bij 188 cm voor De Hooiwagen, en 129,4 bij 188 cm voor Het Springende Paard. Bovendien hebben we hier te maken met olieverf op doek, zodat het echt moeilijk wordt ze niet als volwaardige schilderijen te beschouwen. Maar eigenlijk, om het een beetje populair te zeggen, zijn het 'kladversies'.


De hooiwagen: olieverfschets 

Die kladversies zijn echt wel prachtig, maar niet echt af: op bepaalde plaatsen zie je er het roze van het canvas onbeschilderd door piepen. Een beetje ruw zijn die doeken, maar met een zeer vrije hand gemaakt, zeer spontaan lijkt het wel, met vuur en vaart. De echte schilderijen waren in Gent niet te zien: die zijn veilig in het Victoria and Albert Museum gebleven. En als je die dan ziet (op reproductie), merk je dat het resultaat beschaafder, fijner is geworden: de kleuren zijn meer genuanceerd, wat je in de bomen goed kunt merken. Rechts zijn de grijze wolken wit en blauw geworden, wat meer licht geeft en het landschap opener maakt. Bij nader toezien is de finale netversie toch beter dan de olieverfschets, hoewel ik die toch wel erg geslaagd vind.


De hooiwagen: eindversie


Het springende paard: de olieverschets

Wat voor 'De hooiwagen' geldt, is ook zo voor 'Het springende paard': het echte schilderij is weer lichter geworden, de grijze dreiging is weg, de woestheid is eraf.
Opmerkelijk is ook dat de compositie in beide gevallen dezelfde is gebleven: Constable had het van te voren netjes in zijn hoofd, wat waar moest komen. Toch moet ik zeggen dat de schets mij erg aanspreekt: spontaner, ruwer, de natuur komt er krachtiger uit.


Het springende paard: het schilderij

Eigenaardig genoeg, of net niet, heeft Constable tijdens zijn leven in Engeland niet zo heel veel schilderijen verkocht, en hij werd pas op zijn 52ste in de Royal Academy opgenomen, terwijl hij toch al langer een gevestigd schilder was. Frankrijk kon zijn kunst wel erg appreciëren: Delacroix was zeer onder de indruk van zijn werk, en in Frankrijk verkocht hij ook veel meer dan in eigen land. Zijn  manier om in openlucht schilderen werd iets later in  de negentiende eeuw nagevolgd door de School van Barbizon, en nog later door de impressionisten: hij had zijn betekenis wel, onze Constable. Trouwens, bij een aantal van zijn schetsen is het moeilijk niet te denken aan diezelfde impressionisten, hoewel Constable geboekstaafd staat als romantisch schilder. Hij heeft inderdaad de traditie doorbroken, en vrijheid gezocht: dat is bij uitstek een romantische trek. En zijn schilderkunst was erg vernieuwend.

Deze tentoonstelling wordt in de pers niet zo erg gepromoot, maar volgens mij gaat het om een echte hoogvlieger. Zo heel veel volk was er niet, wat dan weer een voordeel is: je kunt alles wel echt goed bekijken. Dat het zeer de moeite was, zal inmiddels wel duidelijk zijn.

Geen opmerkingen: