Ten slotte wil ik het nog over vier werken hebben die ik om uiteenlopende redenen merkwaardig vind. De eerste heet 'Nemesis', een godin uit de Griekse mythologie; zij stelt de meedogenloze godin van de gerechtigde wraak voor. Ze lijkt een soort van engel met stevige vleugels. Poedelnaakt is ze, staat op een wereldbol, en wandelt of zweeft boven die wereld op de rand van de wolken. In haar rechterhand draagt zij de beker der overwinning, een vroege voorloper van de Beker der Landskampioenen zeg maar - over haar linkerarm hangen teugels en een toom, voorwerpen waarmee iemand in bedwang kan gehouden worden. Als je goed kijkt, zije nog de vingers van haar linkerhand. Ze loopt voor een stralend witte hemel, het dorp onder haar eerder grijs.Dürer zou dat landschap getekend hebben in de Alpen.
Wat ik aan deze Nemesis zo merkwaardig vind: ik had ze nog nooit gezien, en tezelfdertijd toch wel. Ze doet mij heel sterk denken aan de 'Pornocrates' van Félicien Rops: ze lopen allebei van links naar rechts, maar in plaats van straf of beloning leidt de naakte vrouw van Rops een varken, niets meer. Natuurlijk kan Dürer het werk van Rops nooit gezien hebben: ik krijg het vermoeden dat Rops de Nemesis wel gezien heeft. Of dat waar is, weet ik niet, maar merkwaardig blijft het wel.
Nemesis, c. 1502, gravure
Laat ik nog eventjes naar mijn familie terugkeren: er is een houtsnede die heet 'De verloving van Maximiliaan met Maria van Bourgondië uit de Ehrenpforte, c. 1512-1515. Maria was al in 1482 gestorven, ten gevolge van een val van haar paard, dat is genoegzaam bekend. Maximiliaan en Maria kunnen dus onmogelijk samen voor hem geposeerd hebben, maar dat was niet zo belangrijk: deze houtsnede moest een deel zijn van een triomfboog of erepoort, die dan weer een deel was van Maximiliaans propagandapolitiek waarmee hij zijn militaire successen en zijn dynastieke kracht verheerlijkte. De kleine luiden werden dan verondersteld te denken en vooral te zeggen: 't Is toch ne straffe, onze Max!'
Op momenten van overdreven pretentie pleeg ik die Maria wel eens te benoemen met de term 'Tante Marie'. Helaas, en al maar goed, heb ik met het Huis van Bourgondië niets te maken. Mijn oudste stamvader heb ik in Woensel (Eindhoven) gevonden: in 1705 heette die Jan de Fransman, en in 1715, toen hij genoeg Brabants geleerd had, Jan van Bourgondiën. Zijn zoon Peter is in 1720 in Turnhout getrouwd, op 29 december, vlak voor Nieuwjaar. Grapjas moet die Peter geweest zijn, of een viriel manneke? U begrijpt dat dit niets meer met Dürer te maken heeft, waarvoor mijn excuses. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
De verloving van Maximiliaan met Maria van Bourgondië uit de 'Ehrenpforte', c. 1512-1515
Dan is er nog een portret van Erasmus, door Dürer gemaakt in 1521, maar pas in 1526 gepubliceerd. Volgens de gids blijft de reden waarom dat 5 jaar geduurd heeft onduidelijk, maar sommige kenners suggereren dat Erasmus in Dürers achting zou gedaald zijn, omdat hij na de Thesenanschlag door Luther de kerk trouw is gebleven, terwijl de kunstenaar zelf door de nieuwe godsdienst zou geporteerd zijn. Dürer van wie ik in de eerste tekst veronderstelde dat hij katholiek was, bleek in zijn latere leven een medestander van de nieuwe godsdienst, het protestantisme, geworden te zijn.
Het portret, dat in het Latijn 'imago' heet, is volgens de tekst links boven 'ad vivam effigiem deliniata', dat wil zeggen 'naar levend portret (of model) getekend'. Hans Holbein de Jongere heeft een gelijkaardig portret geschilderd, met Erasmus aan het werk, 'schrijvend', zoals bij Dürer, want een geleerde slijt zijn dagen niet in ledigheid. Ook bij Holbein draagt de humanist hetzelfde hoofddeksel en kijkt hij naar links. En er liggen bij hem best wat boeken die hij kan raadplegen: hij werkt niet zomaar in het ijle weg. De geleerde wordt met alle eerbied afgebeeld.
Portret van Desiderius Erasmus, 1526, gravure
In 1515 vervaardigt Dürer een houtsnede van een Indische neushoorn, 'rhinocerus' staat rechts boven de afbeelding van het dier. Het opmerkelijke is dat Dürer nooit een levende neushoorn gezien heeft, geen witte, geen grijze, geen Indische, geen Afrikaanse. Openbare dierentuinen waren nog niet 'uitgevonden', en over vliegtuigen en verre reizen zal ik maar zwijgen. Dit werk is gebaseerd op mondelinge beschrijvingen en schetsen. En je moet zeggen: je kunt niet beweren dat daar een gnoe of een buffel staat. Honderd procent realistisch is het beessie niet, maar het kan en best mee door, met zijn platen op zijn lijf. Zo dringt de nieuwe wereld ook in het oude Europa door.
Rhinocerus, 1515, houtsnede
Deze tentoonstelling is heel erg de moeite waard: je ziet Dürer als kunstenaar van het christendom, van de nieuwe tijd, in dienst van vorsten. En door zijn bekende monogram ook als zelfbewust artiest. Zonder meer interessant dat hij na 500 jaar nog eens naar Antwerpen gekomen is. Tot 14 april nog te bezoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten