donderdag 5 mei 2022

Een echte Van der Weyden in Geel

Dit jaar hebben er in Geel weer Dimpnafeesten plaats, als ik dat zo mag noemen. De Heilige Dipmna is de beschermster van de zwakzinnigen, de zieken zoals ze in de stad worden genoemd, en de patrones van de stad zelf. De Ierse prinses werd door haar vader ten huwelijk gevraagd, ze vluchtte naar de Kempen, haar vader vond haar toch, en nadat ze ten tweede male een huwelijk met hem had geweigerd, onthoofdde hij zijn dochter met het zwaard. Dat is heel kort de legende; een en ander zou zich in de zesde of zevende eeuw afgespeeld hebben.

Nu bestaat (bestond) er van dit verhaal een altaarstuk uit 1505 dat zich oorspronkelijk in de abdijkerk van Tongerlo bevond, en dat in de 18de eeuw naar de bidkapel van de abt werd verplaatst. Dan kwam de Franse Revolutie, het altaarstuk begon als het ware aan een echte zwerftocht, tot het in 2010 terecht kwam in de collectie van The Phoebus Foundation. Het werk was echt niet meer toonbaar: een restauratie drong zich op. Die is nu voltooid, en het resultaat is te bewonderen in de Sint-Dimpnakerk in Geel. Het schilderwerk is in zijn oorspronkelijke schitterende glorie hersteld, het is weer het verbluffende werk geworden dat het ooit was! Overigens is dit de echte Van der Weyden die nu in Geel te zien is: niet van Rogier, maar van Goossen, de kleinzoon van de eerste!

In acht taferelen wordt het leven van Dimpna verteld: eigenlijk maar zeven, want de moord op Dimpna is helaas verloren gegaan. Het eerste tafereel stelt de doop van Dimpna voor: het is Gerebernus die het doopwater over haar hoofd laat lopen. Die priester zal haar overigens naar Geel vergezellen, waar hij samen met de jonge vrouw vermoord wordt. Aan de linkerkant zie je onder een boogconstructie de net gestorven moeder van Dimpna: een bisschop en een paar andere geestelijken hebben jaar bijgestaan. Aan de rechterkant staat de koning, de vader van Dimpna met twee raadslieden te praten: wat moet ik nu doen, de koningin is overleden!

De doop van Dimpna, met op de achtergrond de dood van Dimpna's moeder

De koning wil hertrouwen met een adellijke vrouw die zo mooi, lieftallig en goed van karakter is als zijn eerste vrouw: die vindt hij uiteraard niet. Dus vraagt hij zijn dochter, die wel al die eigenschappen heeft, met hem te trouwen. Dat weigert zij natuurlijk, zij wil geen incestueuze relatie met haar vader.

Dimpna wordt door haar vader ten huwelijk gevraagd

Goossen kon inderdaad wel met het penseel overweg: kijk maar eens hoe precies hij de koningskroon schildert, hoe realistisch ook 's konings hermelijnen kapmantel uit de verf komt. Zijn gezicht is aan de gebronsde kant, terwijl Dimpna echt blank is, zoals het hoorde in de middeleeuwen. Hij kijkt niet al te uitnodigend of vriendelijk, eerder streng, alsof zijn dochter zijn eigendom is. Zij glimlacht eerder verlegen, zou ik zeggen. Maar het verschil met Rogier is dat de gezichten veel minder expressief zijn: daarin was Rogier nu juist een grootmeester. Goossen is duidelijk vlakker dan zijn grootvader. Leuk ook is het schip dat zich tussen de hoofden van de twee protagonisten bevindt: dat kun je zien als een prospectief element, want daarmee zal zij proberen te ontsnappen en aan haar lot te ontkomen.

Detail van het vorige

In het volgende tableau is het dan zover: Gerebernus praat tegen haar, overtuigt haar ervan dat het beste wat ze kan doen vertrekken is; hij zal trouwens als haar steun en toeverlaat en biechtvader vergezellen. De plooienval van haar jurk is mooi uitgewerkt, Goossen gunt ons nog de blik op een aantrekkelijk landschap, en rechts van de linkerschouder van de jonge vrouw staat een middeleeuwse kraan, zoals je die in Brugge onlangs al wel eens kon zien.

Dimpna en haar gezellen staan op het punt in te schepen

Dimpna en haar gezelschap zijn foetsie, maar daar laat de verweduwde koning het niet bij zitten: hij stuurt spionnen op pad, en natuurlijk komen die in de Kempen aan, aan de kust of in de Ardennen hebben die in dit verhaal niets te zoeken! ze passeren langs Westerlo, en daar herkent een pientere cafébazin de Keltische munten dan de vreemde spion: natuurlijk vertelt die bazin dat verder in Geel, zodat Dimpna en Gerebernus weten dat er meer dan een spatje narigheid op handen kan zijn. De naam van van het etablissement is ook bekend: 'Dits inde ketel' staat er in mooie gotische letters geschreven, en voor de slechte verstaanders of de analfabeten is er ook een ketel op de gevel geschilderd. Wie het dan nog niet snapt, zal dorst moeten lijden!

De waardin van een herberg in Westerlo herkent de munten van de spionnen

De spionnen hebben hun werk goed gedaan: van Westerlo naar Geel is maar een boogscheut, allerlei geruchten deden allicht de ronde en zo moet het voor hen niet al te moeilijk geweest zijn te weten te komen waar de prinses verbleef. Bijgevolg: zij weer de Noordzee en de Ierse zee over, en verslag uitbrengen bij hun koning. Het verhaal en de schilderijen heeft ondertussen veel weg van en stripverhaal! Maar het is natuurlijk veel meer: Goossen vind ik uitmuntend in het gebruik van zijn kleuren. Toegegeven, het werk is pas gerestaureerd, maar het heeft zijn oorspronkelijke frisheid teruggekregen.

De spionnen brengen de koning het nieuws over Dimpna's schuiloord

Het volgende tafereel sla ik noodgedwongen over: dat bestaat niet meer, hoewel dat zeer belangrijk is in de vertelling: Dimpna's onthoofding door haar vader met het zwaard. Uitzinnig van woede, niet over al zijn geestelijke vermogens beschikkend moet die dolgedraaide koning geweest zijn: ligt daar de oorsprong van Dimpna's bescherming van de zwakken van geest? 

Na de dood volgt natuurlijk de begrafenis: een kist ligt al in het graf, een tweede nog niet en op de achtergrond wordt een derde weggedragen. Links en rechts bidden sierlijk uitgedoste geestelijken voor de overledene, vier burgers zijn ook getuigen, en links- en rechtsboven geven drie engelen de nodige heiligheid aan Dimpna en het gebeuren: het verhaal met al zijn wonderlijke boodschappen wordt door Goossen in niet mis te verstane beelden duidelijk gemaakt. Het doet me nog denken aan 'Santo subito' na het overlijden van Johannes Paulus II, maar dat was in een ander tijdperk.


De sarcofagen met de lichamen van Dimpna en Gerebernus worden begraven

Allerlei eigenaardige zaken gebeuren na de wrede dood van Dimpna: zij was haar geloof totterdood trouw gebleven, ze wilde onder geen beding met haar vader trouwen, het idee alleen al! Die rare gebeurtenissen worden al snel als mirakelen verklaard, en daar, dat kan niet anders, moet Dimpna voor iets tussen zitten. Dus wordt zij opgegraven, zodat ze op een fatsoenlijke manier vereerd kan worden, en pelgrims naar haar toe kunnen komen. En haar doodskist en die van Gerebernus worden naar Geel gebracht: een 'translatie' noemt men dat, een geleerd woord voor overbrenging. Met een ossenkar doen de middeleeuwers dat: zo krijg je ook scènes uit het dagelijkse leven van de late vijftiende en vroege zestiende eeuw te zien, zoals ook bij de herberg 'Dits inde ketel'. Goossen van der Weyden heeft ook voor de couleur locale gezorgd: hij plaatst daarmee ook het verhaal van Dimpna naar zijn tegenwoordige tijd, en dat maakt op zijn tijdgenoten natuurlijk veel meer indruk!

De translatie van het lichaam van Dimpna naar Geel

Toch kun je de dood van Dimpna in deze kerk zien: het is het onderwerp van een schilderij van ene Godfried Maes de Jonge (1649-1700), van die ik nog nooit gehoord had. Het werk heet gewoon en logisch 'De Marteldood van Sint-Dimpna': het is een barok werk met veel beweging, dramatiek, lijden en geweld. Van boven zie je de vader, die ineens in een Turk veranderd is: de islam werd eeuwenlang als een bedreiging voor het christendom gezien, en wat kon je beter doen dan de slechte door een moslim voor te stellen? Er is niets nieuws onder de zon, denken we dan maar. Met een brede zwaai haalt de koning uit, en over minder dan een seconde zal zijn dochters hoofd rollen! Onderaan ligt Gerebernus belaagd, gemarteld en al bijna doodgestoken door drie forse kerels. De man met helm, harnas en hellebaard zal Dimpna's steun en toeverlaat zo in zijn hart steken, de rechtse met blote rug voegt daar met een vlijmscherpe dolk de genadesteek aan toe, en de kerel achter hem knijpt Gerebernus met een allicht zeer hete tang in zijn hals. Godfried Maes de Jonge had wel een levendige fantasie moet ik zeggen, maar, godweet, wat had hij al zien gebeuren of horen vertellen. De mens kan een wreed beestje zijn, dat hebben we de laatste weken nog ten overvloede kunnen constateren.

Godfried Maes de Jonge, De Marteldood van Sint-Dimpna, 1688, olieverf op doek, 337 x 225,5 cm

Toch heb ik zo door de lotgevallen van de Ierse maagd weer wat interessante kunst gezien, vooral die van Goossen van der Weyden. Een aanrader is het, als je het mij vraagt.

Geen opmerkingen: