maandag 30 mei 2022

Felix Timmermans : Boerenpsalm - de roman

Bart Van Loo vindt 'Boerenpsalm' de beste van Timmermans' romans. En dat zou best wel eens waar kunnen zijn. Ik heb het werk gelezen toen ik 17-18 jaar was, en na bijna 50 jaar kun je daar niet veel meer over vertellen. Ik heb hem dus opnieuw gelezen, in de uitgave uit mijn vaders bibliotheek, van P.N. Van Kampen & Zoon, Amsterdam, zonder druk of jaartal.

Het eerste dat je opvalt, of bij de keel grijpt: er zit veel vaart in het boek, er blijft allerlei gebeuren. Ik ga het hier nu natuurlijk niet navertellen, maar het ene feit volgt na de andere verwikkeling. En ook de stijl trekt je door de roman: zelfs als Timmermans zinnen langer worden, blijven ze even vlot leesbaar. 

Wortel is de boer die probeert te overleven, die zo goed mogelijk zijn best doet, maar daar niet altijd in slaagt: hij is niet perfect. De pastoor en hij zijn beste vrienden, en de geestelijke kan best de zon in het water zien schijnen: het leven is  geen lach, beweert hij herhaaldelijk. Wortel pacht van het kasteel, en de lui die daar wonen, zijn niet altijd mededogend, wel integendeel: een late galm van de feodaliteit klinkt hier door.

Koen Broucke: De varkenskop

            Nadat zijn eerste vrouw, Fien van haar voortdurende hoofdpijn is verlost,                schenkt Wortel de varkenskop aan de pastoor. Die daarop antwoordt dat hij             liever gehad had dat zijn vrouw ergens anders pijn had gehad, dan had hij                misschien twee goede hespen gekregen.

De vraag is ook: in welke tijd speelt die verhaal zich af. Boer Wortel wil 'zonder chimiek' aan landbouw doen, maar voor de rest merk je niet veel van moderniteit. Een stad die eventjes een rol speelt, kan Antwerpen of Lier zijn, maar Timmermans benoemt ze niet. Wortel is ook een bedreven stroper: dat brengt vlees in de pot. Eenmaal wordt hij betrapt op het stropen van een haas, en daar krijgt hij een gevangenisstraf van acht maanden voor. In een strenge samenleving leeft hij, streng vooral voor wie op de onderste sporten van de maatschappelijke ladder staat. Het gaat ook over bijgeloof, over hekserij en belezers: de verlichting is ver weg! Het enige dat naar een vaste realiteit verwijst, is wanneer er gesproken wordt over 'loten', over 'erin of eruit loten', om al dan niet in dienst te gaan. Dat ben ik eventjes gaan opzoeken: de loting is bij wet afgeschaft op de eerste december 1909, en toen ook vervangen door de algemene dienstplicht. De roman loopt dan nog ettelijke jaren verder, maar over de Eerste Wereldoorlog lees je geen woord. Auto's komen in de wereld van Wortel ook niet voor. Die 'onbepaalde tijd' maakt de roman tijdloos, universeler, een symbool voor hoe het boerenleven in de Kempen,  en niet alleen daar, was in de periode 1860-1930, als ik er dan toch jaartallen op zou moeten plakken.

De taal is 'Timmermans', dat wil zeggen zijn zelf geschapen Kempisch-Vlaams-Nederlands van 85 of meer jaren geleden, maar dat nooit ergens gesproken is. Maar ze past uitstekend bij Wortel en de andere figuren uit de roman.

Van Smits hangt op de tentoonstelling in het museum ook een ets, 'De oogst', die erg goed past bij de roman: de overvloedige rijkdom spat niet dadelijk van het werk, Wortel kan best gewerkt hebben in dergelijke omstandigheden


Jakob Smits: De oogst (ca. 1922) 

Het geloof en God spelen natuurlijk een grote rol in 'Boerenpsalm', hoewel die God ook best vervloekt wordt. Maar Broucke heeft de sfeer toch goed aangevoeld: een Mariakapelletje siert de achterkant van de omslag.

Koen Broucke: Mariakapelletje

Wortel besluit zijn lange monoloog over zijn leven met een lange dankzegging over alle weelde en vreugde die hij in zijn leven heeft mogen ervaren: dat is dan ook eindelijk de psalm van de boer. Die is gericht tot God, de Heer, want het blijft een werk met sterk religieuze inslag, maar voor jezelf kun je God vervangen door het leven of de natuur, hoewel dat zeer uitdrukkelijk Timmermans' bedoeling niet was. Ontkerkelijking en secularisatie: daar was in zijn tijd nog geen sprake van. Die finale dankzegging doet ook zeer sterk denken aan het Zonnelied van Sint Franciscus: de schrijver kende dat ongetwijfeld ook. Die laatste bladzijden komen mij over als het bijna euforische laatste deel van een symfonie, van iemand als Beethoven om maar iemand te noemen: ik vind het prachtig, maar dat is natuurlijk subjectief, dat neem ik voor mijn rekening.

Pour la toute petite histoire

Tijdens mijn lectuur van mijn vaders exemplaar kom ik hem verrassenderwijze in hoogsteigen persoon tegen, op blz. 173, eerste regel. Natuurlijk herken ik zijn handschrift, en daar heeft hij de nacht echt 'donker' gemaakt. Van 'Doch op een nacht..' veranderde hij in 'Doch op een donkere nacht...'. Dat is net wanneer de 'kwade hand' heeft toegeslagen: 'En het duurde niet lang of men hoorde van alle kanten van behekste stallen, betooverd vee, ziekte en geheimzinnigen tegenslag.' - ' Bij den Ossekop zat heel zijn hof vol slekken, van die vette, geel met zwarte plekken, tot zelfs bij mijnheer pastoor zat er een onpakbaar beest in den hof, een soort van mol, maar grooter en met een witte moustache, die rats de wortels van zijn boomen afvrat'. (p. 172) Vader moet zeker gedacht hebben dat het er nog niet griezelig genoeg uitzag, en maakte de nacht nog donkerder dan hij al was. Hij probeerde met andere woorden Timmermans te verbeteren, maar echt geslaagd vind ik zijn poging niet, sorry, paps! In de nieuwe uitgave is dat woord 'donkere' evenmin te vinden: navolgers heeft hij niet gehad.

Vaders aanvulling: een dichterlijke vrijheid

Tot slot: 'Boerenpsalm', zeer aanbevelenswaard!

Geen opmerkingen: