Onze-Lieve-Vrouw Bezoekingskerk: sobere ingetogenheid
Harmonie en evenwicht
Abdij 'Ter Doest', of wat er nog van rest, is ook in Lissewege te vinden, een kilometer of iets meer buiten het dorp. Ter Doest was een dochterabdij van 'Ter Duinen' in Koksijde: ze moet in de middeleeuwen een belangrijk centrum van geleerdheid en arbeid (landwinning, grondontginning en bescherming tegen de zee, landbouw) geweest zijn. De monniken behoorden tot de orde van de cisterciƫnzers, het waren met andere woorden trappisten. De abdij kende in de loop der tijden haar ups en downs, en die downs waren iets na het midden van de zestiende eeuw zo diep geworden dat Filips II (de zoon van Keizer Karel) het hele complex verbeurd verklaarde. In 1571 kwamen de geuzen dan nog eens langs, en zij verwoestten de abdij compleet, eens en voor altijd. Niet helemaal compleet evenwel: de gotische abdijschuur (of tiendenschuur?) staat er nog: ze werd gebouwd omstreeks 1280. Nog eens van monumentaliteit gesproken: ze heeft een rechthoekig grondplan en meet 56 bij 21 meter, de nokhoogte bedraagt 16,50 meter. De ruimte binnen is immens: voor hetzelfde geld zou je je bij wijze van spreken in een kathedraal kunnen wanen. Er moet een ongelooflijke hoeveelheid oogst in opgeslagen kunnen zijn. Deze schuur is al vanaf 1938 een beschermd monument, en 'Monumenten en Landschappen' draagt er kennelijk erg goed zorg voor: geregeld worden er onderhouds- en restauratiewerken uitgevoerd. de schuur is dan ook de grootste overgebleven constructie in zijn soort, en dat geldt voor heel Europa.
De abdijschuur van Ter Doest: voorgevel
Zijgevel (grootste deel)
Interieur: toch wel een beetje schuur
Ik was ooit wel eens in Damme en Lissewege geweest, zo'n dertig jaar geleden, maar op deze manier had ik Noord-West-Vlaanderen nog nooit bezocht. Het is of ik in mijn vroegere leerstof 'Nederlandse literatuurgeschiedenis' rondrijd: ik zie er de lang geleden getuigen van rijkdom en welvaart, van het toenmalige leidende gewest van de Nederlanden. Zo vaak heb ik verteld over de verzanding van het Zwin, over de economisch-culturele verhuis van het graafschap Vlaanderen naar het hertogdom Brabant, waar Antwerpen dan de scepter overgenomen heeft. En daar rondtoerend besef ik een beetje de betekenis van dat verleden, die er vooral zal geweest zijn voor een dunne toplaag en de kerk, vrees ik. En er schiet mij nog een brokje literatuur te binnen: de slotzin van Consciences 'De Leeuw van Vlaanderen', voor het eerst gepubliceerd in 1838, ook al bijna tweehonderd jaar geleden. In die laatste zin stapt Conscience uit zijn roman, en richt zich tot zijn lezer met een romantische oproep en aanmaning tot zijn volk. 'Zijn' volk: hij was de zoon van een Fransman, maar schreef toch in een eerder onzuiver Nederlands een roman waar vandaag heel veel stof opligt. Maar niettemin, die laatste zin luidt:
'Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg bij de roemrijke daden, welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was, - wat het nu is, - en nog meer wat het worden zal, indien gij de heilige voorbeelden uwer vaderen vergeet!'
Poging tot volksverheffing noemen we dat nu. Ik zou het nooit zo met 'blakende borst en blazende bazuin' uittoeteren, maar het moet toch ooit wel wat geweest, in die stille ingeslapen dorpjes van nu. Toch om enig respect en bewondering voor te krijgen, vind ik dan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten