vrijdag 5 augustus 2011

West-Vlaamse torens: Lissewege en Dudzele

Lissewege, dat zichzelf 'het witte dorp' noemt, gaat prat op een bijzonder grote kerk voor zo'n klein plaatsje. Onze-Lieve-Vrouw Bezoekingskerk heet ze. Hoe komt zo'n monumentale kerk in het bescheiden Lissewege? Daar is men eigenlijk nog niet echt uit, maar een aantal oorzaken lijken redelijk aannemelijk. De lakenindustrie zorgde ervoor dat  het dorp vroeger (12de - 13de eeuw) een van de rijkste en dichtstbevolkte dorpen van Vlaanderen was. Het  moet in die tijden een aantrekkingspool voor velen geweest zijn, stel ik me dan voor. En ook: het lag vlak bij de Zwinmonding, waar beschaving en economische bedrijvigheid meer dan behoorlijk ontwikkeld waren. Bovendien was Lissewege voor pelgrims die uit het noorden kwamen het vertrekpunt van de bedevaart naar Santiago de Compostela. Het dorp heeft overigens nog altijd drie sint-jakobsschelpen in zijn wapen. En dan had de kerk nog een miraculeus Mariabeeld, dat overigens in de beeldenstorm vernietigd is.  Er is wel een nieuw gemaakt, maar ik vond het niet echt mooi. Hoe dan ook: miraculeuze beelden trokken in de middeleeuwen (en nog later - denk maar aan Vosselaar en Werbeek) natuurlijk veel volk, mensen die een of andere gunst kwamen afsmeken, vooral een goede gezondheid of genezing van een ziekte: ik kan me indenken dat de middeleeuwer daar bijzonder veel geloof en vertrouwen in stelde.

En zo werd er dus hier  tussen 1225 en 1275 een kerk gebouwd om u tegen te zeggen, in de stijl die hier bekend staat als kustgotiek.  Redelijk vroeg is dat, vind ik, en het bewijst de voorspoed en de welvaart van het dorp en het gewest. De toren is 50 meter hoog, maar een spits had hem 25 meter hoger moeten maken. Zonder die spits is de toren van boven natuurlijk afgeplat; ik dacht altijd dat hij daarom zeker ook als vuurtoren moet gediend hebben - we zitten op 2 à 3 kilometer van de zee - maar daar is geen enkel bewijs voor. Vuurtoren? Zo goed als zeker niet.


Zoals op een ansichtkaart

  
Stoere, vroege gotiek aan de kust

Dan staat er nog een echt massieve toren in Dudzele, plaatsje vlakbij, waar ik nog nooit gehoord had (het is ook maar een voorschoot groot). Het merkwaardige in Dudzele is dat het een kerk met toren heeft, en dan nog eens een toren vlak daarnaast. Die kerk is pas van 1871, niet erg interessant,, maar die losstaande toren is veel ouder: dat zie je zo. Hij dateert inderdaad uit de twaalfde eeuw en is nog Romaans. Hij is enige van de vier hoektorens van een kerk die gebouwd werd tussen 1150 en 1200, en gesloopt in 1634: ook te groot geworden waarschijnlijk. Als dat een van de vier hoektorens was, kun je je nauwelijks voorstellen hoe groot en monumentaal het hele gebouw geweest moet zijn. Indrukwekkend imposant zouden wij nu denken, en iets van die aard voelde de middeleeuwer waarschijnlijk ook. En beschermd en veilig voelde hij zich als ie er binnen zat. De toren die er nog van overblijft, doet nu dienst als klokkentoren: die waarschuwde vroeger onder andere voor naderend gevaar, nu nog voor het begin van de mis. Tijden veranderen.


De resterende hoektoren, met boven de latere galmgaten


Stuk muur van de afgebroken kerk: de dikte van de muur geeft een idee van de monumentaliteit van het verdwenen gebouw

In Oostkerke, nog een buurdorp, staat nog zo'n toren: die van de Sint-Kwintenskerk. Ook hier weer gaat het om een gotisch gebouw uit de dertiende eeuw, ook hier weer gaat het om een toren zonder spits. Ik ben er zelf niet geweest, maar op foto's lijkt de kerk er echt goed uit te zien: ze heeft hetzelfde meegemaakt als de Sint-Katharinakerk van Hoogstraten. In 1944 hebben de terugtrekkende Duitsers de toren doen ontploffen, waardoor ook bijna de hele kerk werd verwoest. Die van Oostkerke lieten het er echter niet bij zitten: van 1952 tot '54 werd alles in zijn vroegere staat heropgebouwd.


De Sint-Kwintenskerk van Ooskerke

Die West-Vlaamse torens lijken nogal op elkaar, het lijken wel broers. Als ik doe dit landschap rijd, moet ik onwillekeurig denken aan 'Le Plat Pays' van Jacques Brel, wanneer hij zingt:

'Avec des cathédrales pour uniques montagnes
Et de noirs clochers comme mâts de cocagne ...'

Brel heeft dat inderdaad treffend getypeerd, hij moet ongetwijfeld erg van dit land gehouden hebben.


p.s.: 'un mât de cocagne' is de klimmast op een schip, maar ook 'een klimpaal op feesten en kermissen', er daarmee zegt Brel ook veel.

Geen opmerkingen: