Er hangen onder ander een aantal etsen uit 'Los Capricios' (De grillen). Als je binnenkomt zie je meteen een zelfportret van Goya, en dat is meteen een voorbeeld van ironie: hij beeldt zichzelf af als een geslaagd burgerman, met hoge hoed en deftige kledij, maar dt was hij helemaal niet. De burgerij was samen met de kerk een van zijn geliefde mikpunten van meedogenloze spot.
Los Capricios nr. 1: Zelfportret
Ook 'Los Desastres de la Guerra' is met een paar etsen vertegenwoordigd. Nummer 39 laat drie gelynchte soldaten of rebellen zien: naakt zijn, dus onteerd tot en met, gefolterd en zoals de rechtse onthoofd en de armen afgehakt: 'de verschrikkingen van de oorlog' kunnen moeilijk nog indringender weergegeven worden. Overigens ging het om een veldtocht van Napoleon tegen Spanje, maar je kunt net zo goed aan Syrië denken, of aan eender welke oorlog: anekdotisch is de ets allerminst. Het bijtende sarcasme van Goya blijkt dan weer uit de titel.
Los Desastres 39: 'Grote heldendaad! Met doden!'
Dat sarcasme wordt cynisme in nummer 53: 'Er was niets aan te doen. Hij stierf'. Op de voorgrond ligt al een gefusilleerde, tegen een paal wacht de volgende op zijn terechtstelling, en op de achtergrond heeft een derde soldaat dat lot net ondergaan: zijn lichaam is al voorover gezakt, maar het vuurpeloton heeft de geweren nog in aanslag. De moordmachine in volle gang! De houding van de schietende soldaten is zo terug te vinden in Goya's schilderij 'Dos de mayo', dat ook de meedogenloze wreedheid van de oorlog weergeeft.
Los Desastres 53: 'Er was niets aan te doen. Hij stierf.'
Goya: Dos de mayo
De tentoonstelling heet 'Los Proverbios' (De spreekwoorden), een reeks die oorspronkelijk de titel 'Los Desparates' (De dwaasheden) droeg. Kennelijk waren in de eerste helft van de negentiende eeuw in deze etsen spreekwoorden te herkennen, maar over welke spreekwoorden het ging, daar is men nu niet ùmeer zeker van: 'Los disparates' lijkt nu nog zo'n slecht naam niet.
De ets die ook op de affiche van de tentoonstelling te zien is, heeft een dubbele titel: 'Wanordelijke dwaasheid' en 'Dwaasheid van het huwelijk'. Een man met een afzichtelijk gezicht en een vrouw, even schattig en met de borsten bloot, wat in deze tekening en in die tijd redelijk choquant moet zijn geweest, zijn aan elkaar geklonken, ze schijnen niet van elkaar los te kunnen, hoewel ze dat best wel willen. Mogelijk neemt Goya hier de praktijk van koppelaarsters op de korrel, en de bekrompenheid van de katholieke Spaanse maatschappij, waarin uit een huwelijk ontsnappen niet mogelijk was: op het einde van de achttiende eeuw en in het begin van de negentiende was de Verlichting in het land nauwelijks doorgedrongen. De figuren die staan toe te kijken zijn ook allemaal om ter lelijkst: Goya doet vaak aan Jeroen Bosch, zelfs aan James Ensor denken
Wanordelijke dwaasheid - Dwaasheid van het huwelijk
In 'Que pico de Oro!' zit een papegaai op een houten schutsel, met een boek in zijn linkervleugel: een missaal of iets dergelijks. Van onderen rechts zit een priester vol overgave het dier te aanbidden, de figuren aan de linkerkant kijken even reikhalzend uit naar de vogel met de gouden bek. Eentje draagt een hoed: de betere burgerij neemt even onverdroten aan de aanbidding deel. De kwezelarij van het katholieke geloof wordt hier duidelijk te kijk gezet.
Que pico de Oro! -Wat een gouden bek!
'De waarheid is gestorven ' - die waarheid is een mooie jonge vrouw - klaagt dezelfde leugenachtigheid aan als de goud gebekte papegaai. Wel staat het volk er een beetje onthutst naar te kijken
De waarheid is gestorven
Of nog deze: een bange oude man probeert zijn twee geldbeugels goed vast en bij zich te houden, maar de burgerij die er geldbelust op staat te kijken en het af zal pakken, laat weten dat verbergen geen zin heeft: het geld zal toch zijn gewone weg gaan, en de oude man bedrogen, uitgebuit en aan zijn lot overgelaten worden. Een koude, harde, schijnheilige wereld etst Goya. Deze thema's zijn tweehonderd jaar later nog steeds actueel. En de teken- of etskunst van de Spanjaard is gewoon verbluffend. Niet te missen , noem ik dat.
Waarom ze verbergen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten