maandag 30 juli 2018

Het Snijders&Rockoxhuis - I

Als museum bestaat het Rockoxhuis niet meer, en evenmin 'Het gulden kabinet', de tentoonstelling waarin het Museum voor Schone kunsten te gast was in dit huis. Op hetzelfde adres - Keizerstraat 10-12 - vind je nu het 'Snijders&Rockoxhuis', 'een verrassend museum in hartje Antwerpen', zoals de bezoekersgids blijmoedig op zijn omslag laat weten. De twee huizen hebben namelijk een restauratie ondergaan, het museum is groter geworden, Frans Snijders heeft er nu ook zijn intrek genomen. Hij en Rockox zijn twintig jaar elkaars buren geweest, en de nieuwe naam van het museum is dan ook niet meer dan passend. Met een scootmobiel geraak je er echter niet binnen: restaurateurs mogen niet alles in 17de-eeuwse panden, en daar kan ik mee leven. De lift is wel groot genoeg voor kleinere elektrische rolstoelen, je kunt een wandelstoeltje meenemen, en er zijn rustbanken genoeg: zelfs als je minder goed te been bent, is een bezoek geen calvarie, wel integendeel. En het personeel is vriendelijk en voorkomend: wat zou ik klagen?

Ik ben mijn bezoek begonnen is zaal 8, wat niet logisch schijnt, maar zo ben ik. Daar ben je nog op de gelijkvloerse verdieping, en begin je meteen aan de afdeling 'Frans Snijders'. Je ziet algauw een prachtig portret van Snijders en zijn vrouw, Margriete de Vos. Het is echt een werk van hoge kwaliteit: beiden kijken ze de toeschouwer aan, zijn rijkelijk in het zwart gekleed, hij met een platte kraag, zij met een indrukwekkende molensteenkraag, haar jurk heeft een mooi middenstuk in brokaat (denk ik): armoedzaaiers zijn dit niet, dat is wel zeker. (Volgens de gids is het een mooi versierd verticaal pand van goudborduursel op zijde, en die heeft het natuurlijk bij het rechte eind). Ze zien er gelukkig uit, hij wel wat ernstiger - zich bewust van zijn  waardigheid wellicht - en zij legt liefdevol haar rechter- op zijn linkerhand. Dat is geschilderd geluk, denk ik dan. Schilder van dit dubbelportret uit 1621 is Anthony van Dyck: 21-22 jaar was die toen, maar in Antwerpen al een zeer grote naam, en als je dit werk bekijkt, weet je meteen waarom. Zo kom je dus in de Snijderszalen, en zijzelf lijken je te verwelkomen


Anthony van Dyck, Frans Snijders en Margriete de Vos, ca. 1621

En dan kom je bij de werken van Snijders zelf. Een graveur typeerde hem als 'schilder van jachtpartijen, dieren, fruit en groenten'. Een 'Stilleven met haas, tazza en kreeft' laat het eten voor de rijke lieden zien: haas, kreeft, druiven. De kreeft ligt op een porseleinen 'tazza', de schapraai is behoorlijk gevuld: zelfs nu nog is dat voor de meesten van ons geen dagelijkse kost. (Ik zie Jeroen Meus dat toch niet te vaak klaarmaken). Tezelfdertijd heeft het schilderij ook weer iets symbolisch: de dode haas, de gekookte kreeft, fruit dat ook niet zo lang goed blijft. Zelfs, en ook het rijke leven is vergankelijk.


Frans Snijders, Stilleven met haas, tazza en kreeft, ca. 1613

'Jacht op een everzwijn' is een van Snijders' topstukken. Een meute honden - ik tel er zeker 11 - staat een everzwijn naar het leven. Het wordt op zijn  rug aangevallen, links staan vier honden bijtensklaar, rechts liggen er een paar die het al van zich afgeschud heeft, het zwijn verdedigt zich met alle macht en kracht, zou ook bijten welke hond hij ook maar te pakken kan krijgen: een gevecht in volle gang is dit. Maar elf honden tegen een everzwijn: aan de uitslag van dit treffen dient nauwelijks getwijfeld te worden. Snijders wordt vooral geloofd omdat hij de anatomie van de honden zo goed kende en weergaf, en inderdaad, dit is wel levensecht. Maar vooral de dramatiek van dit doek spreekt aan.


Jacht op een everzwijn, olieverf op doek, ca. 1620-1630

Snijders was specialist in alle dieren, zoals blijkt uit 'Vismarkt in Antwerpen'. Op de rechtertafel liggen zeevissen, onder andere steur en kabeljauw. In de tobben links zit vis uit de Schelde, en in de koperen teil van onderen liggen karpers. In de rechterbenedenhoek zie je een rog, voor de koperen teil een krab, en helemaal links in het hoekje probeert een poes ook wat te eten te veroveren. Snijders moet zijn ogen toch wel heel goed de kost gegeven hebben voor hij in staat was dit natuurgetrouw te schilderen.


Vismarkt in Antwerpen, Olieverf op doek, tweede helft 17de eeuw

'Voorraadkamer met wildbuit'  is werkelijk een hoorn des overvloeds: een reebok hangt er, op de tafel liggen een pauw en een haas, een reiger merk ik ook. Op de schaal maken een fazant en een patrijs het plaatje nog niet compleet. Naast de reebok een bloemkool: kennelijk een exclusieve groente in de 17de eeuw. Helemaal rechts van onderen staat een hond te watertanden. De man links houdt de kop van een everzwijn vast. Wat eten we vandaag, schat? L'embarras du choix! Die kamer kan alleen van een wild- en gevogeltehandelaar geweest zijn, een met een hele rijke klandizie: dat allemaal verkocht krijgen voor het slecht wordt! Er moeten veel gegoede burgers in Antwerpen gewoond hebben toentertijd. Tenzij het opschepperij is van Snijders, zo van: zie eens wat ik allemaal zeer precies en levensecht kan schilderen!


Voorraadkamer met wildbuit, olieverf op doek

Dat kon hij inderdaad. Maar ondertussen heb ik van al dat uitgestalde voedsel mijn buik vol. Het is zeer goed en kunstig geschilderd, maar dat is het dan ook. Mensen ontbreken, en gevoelens ook. Dit soort van schilderwerk laat mij toch met een onbevredigd gevoel achter: voor mij is het te veel opschepperij met metier en rijkdom. Maar het is zeker goed gedaan: zo goed zelfs dat het hem echt tot welstand heeft gebracht. De Keizerstraat was in de 17de eeuw een toplocatie. Hij moet veel op bestelling gewerkt hebben, want een schilderij aan de muur was in die tijd een statussymbool. En als je die kunde in de vingers had, dan werd je iemand. En wat is daar tegen?

Geen opmerkingen: