dinsdag 28 februari 2012

De Markt: een preview

De werken aan de markt duren nu al een hele tijd, voetgangers (en anderen) moesten zich je aanpassen, en voor mij met mijn scootmobiel was uitkijken en opletten meer dan eens hoofdzaak. Maar je zag het vorderen en groeien, en afgelopen weekend kon je al een goed idee hebben van wat het eindresultaat zal zijn. En ik moet zeggen: het lijkt me wel iets, dat vernieuwde centrale stadsplein. Het salon van Turnhout, het grootste terras van de Kempen: 'men' geeft er namen aan die niet meteen van bescheidenheid getuigen, maar 'men' magvan mij minstens een beetje gelijk krijgen.

Als je nu midden op de markt staat, blijkt meteen hoe groot ze wel is: het is inderdaad een 'Grote Markt'. Het leukste is natuurlijk dat er geen auto's meer op staan: te vele jaren lang is het alleen maar een verzamelplaats geweest voor blik op wielen, tot grote vreugde van de middenstand die altijd al terecht veronderstelde dat mensen niet kunnen lopen, stappen of wandelen. Het plein is aan de mensen teruggegeven, lijkt me, en wie kan daar tegen zijn? En je krijgt er ook een gevoel van ruimte en openheid bij: de markt biedt mogelijkheden, dat is duidelijk. Benieuwd hoe de vroede vaderen dat gaan invullen. De markt blijkt zelfs enig reliëf te hebben: de vroegere 'Victor Van Halstraat' - de noordkant is modern beschaafd jargon - ligt duidelijk hoger dan de zuidkant, ze helt zichtbaar een beetje af: je kunt de markt nu zien zoals ze werkelijk is, vind ik.


De zuidkant: beetje uitgestrekt, toch?


In de verte: de oostkant

Ik had ook het gevoel dat je een veel beter gezicht hebt op de gebouwen rond de markt. En dat vind ik dan weer niet zo fraai: ik zou het een bont allegaartje van allerlei stijlen en smaken kunnen noemen, maar het woordje 'bont' is er al te veel aan. Kleurrijk is onze markt helaas niet, en mooie gebouwen of een samenhangend architecturaal geheel, nee, dat hebben we op onze 'Grote Markt' niet. In die zin is ze typisch Turnhouts: ik geloof niet dat onze stad tien echt mooie gebouwen bezit. Turnhout is nu 'Cultuurstad van Vlaanderen', maar dat zal niet aan zijn verzamelde parels van bouwkunst gelegen hebben.

Toch zijn er twee die er voor mij iets uitspringen; ze staan allebei aan de zuidkant. Dicht bij de Gasthuisstraat staat een behoorlijk herenhuis te pronken. Veel meer dan honderd jaar oud kan het niet zijn: op een foto van 1865 is het in ieder geval niet te bespeuren. Hier heeft ooit ongetwijfeld een bourgeois-gentilhomme met vrouw kinderen en bedienden 'verblijf gehouden'. De gevel is zeer evenwichtig en eerder sober, maar toch straalt hij enige staatsie uit, met balkon en uitstekende kamer van waar je goed kon zien wat er zich op de markt afspeelde, vanaf een hoogte natuurlijk. Zoals al die huizen die commercieel interessant zijn, zitten er nu op de benedenverdieping handelszaken met obligate etalages, maar ze hebben hier ten minste niet heel de gevel van die verdieping weggemaaid: het resultaat is zeker niet opzichtig storend. 'Passage Groenendaal' lees je op de glazen deuren, die de vroeger ongetwijfeld zware toegangspoort vervangen.


Herenhuis met enige stijl

Wat verder, in de richting van de Herentalsstraat, kun je een merkwaardigheid zien: een kleiner huis met zowaar een klokgevel. Allicht is dat een Hollandse frivoliteit in het midden van het roomse Turnhout, en dat kan ik wel appreciëren. Wat het vroeger geweest is, weet ik niet; nu is er een bank- en verzekeringskantoor gevestigd. Ik ben er ooit eens binnen geweest, op 'Open Monumentendag 2008', en ik werd er in een vergaderzaal verrast door een


Het huis met de klokgevel

glazen koepel in Jugendstil. Prachtig vond ik dat, niet verwachtend zoiets in Turnhout ooit te vinden. Maar het is er wel, alleen zelden openbaar.





Drie beelden van de glazen koepel in het 'Klokgevelhuis'

Turnhout mag dan niet echt een mooie stad zijn, soms kom je toch voor onvermoede schoonheden te staan. En als de markt nu nog wordt wat ze doet verhopen, dan zullen we dat ervaren als balsem op onze Turnhoutse ziel.

dinsdag 7 februari 2012

Winterse vennen

Het is wel koud (-7 in het centrum van Turnhout), maar de hemel hangt er strakblauw bij, het heeft een paar dagen geleden goed gesneeuwd, en van die wit-blauwte onder het winterzonnetje wil ik echt eens gaan genieten: weer naar het Vennengebied heet het dan. Er konden wolken binnen komen drijven, maar zo ziet het er niet naar uit. De strakke noordoostenwind doelt de gevoelstemperatuur nog dieper duiken, maar zo erg kan dat niet zijn, hoop je dan, je bent er op gekleed. Wat let me nog?

Al aan het Peerdsven komt een eerder bescheiden wolkje de zon versluieren, de witte sneeuw lijkt nu een tikkeltje grijzer, maar het blijft de moeite. De lucht is nog altijd blauw-wit: de goden lijken de feestelijkheden voor 800 jaar Turnhout goedgunstig gezind te zijn. Het kan ook dat iemand van de vroede vaderen eieren naar de Clarissen gebracht heeft: je weet maar nooit, en corruptie kun je dit bezwaarlijk noemen.


Winters Peerdsven

Het voelt wel allemaal een beetje erg koud aan, maar het is nog makkelijk te harden. Op naar de uitkijktoren dan, op het Bels Lijntje. Daar is dat bescheiden wolkje al lang niet meer zo klein, een en ander begint zowaar bewolking te worden. Maar dat geeft dan weer leuke beeldjes.


Vanaf de uitkijktoren: bewolking komt opzetten

Je wilt natuurlijk boven op de toren geraken: daar moet het uitzicht pas echt mooi zijn. Die constructie is niet winddicht: kieren en reten aan de vier zijden, geen vensters om de god van de wind buiten te sluiten: die verkeert kennelijk nog niet in Turnhoutse feeststemming. Integendeel, hij zwoegt en mat zich jakkerend af rond de toren die klaaglijk kreunt en fluit. En als je boven staat, 12 meter hoog, voel je hem pas helemaal echt goed, en het beetje kou is best volwassen geworden. Je kunt natuurlijk geen foto's nemen met handschoenen aan, dus uit die handel, en na twee minuten beslissen mijn verkleumde handen dat mijn ogen en mijn toestel genoeg gezien hebben: trap af geblazen.


Winterse Kleine Klotteraard

Eenden en ganzen hebben zich ook naar veiligere of warmere oorden begeven. Rechts op de foto is een nog niet zo goed dichtgevroren plek te zien, maar de vogels zijn gevlogen: ze hebben het opgegeven het wak open te houden, en hopen elders voedsel te vinden. 't Is inderdaad winter voor iedereen.


Glijbaantje op de Kleine Klotteraard

En er wordt ook aan wintersport gedaan: de glijbaan is merkwaardigerwijs kruisvormig: dit seizoen is echt voor velen en vele een kruis. Op zo'n glijbaan kun je wat we vroeger 'slibberen' noemden, en daar moest je niet per se voor naar de vennen. Genoeg water op straat was genoeg, als het ijs maar een beetje convenabel was. Dan begon de pret pas. Maar dat is lang geleden, voor mij toch. En dat kan kennelijk ook: in de winter je kindertijd tegenkomen.

maandag 6 februari 2012

Maurice Maeterlinck: L'oiseau bleu

Maeterlincks 'Bulles bleues' had ik onlangs al gelezen, maar ik wilde toch ook wel eens iets substantieels van de man onder ogen nemen, iets waaraan hij zijn roem te danken had. Dat is 'L'Oiseau bleu' geworden, een 'sprookjestoneelstuk': een hoogst eigenaardig woord, maar het dekt de landing wel. In een Franse uitgave die voor me ligt noemt de schrijver het zelf een 'féerie en six actes et douze tableaux'. Aanvankelijk werd het stuk als onopvoerbaar beschouwd, en dat valt licht te begrijpen als je leest hoeveel personages er nodig zijn: talloze 'blauwe kinderen', een aantal soorten van geluk, grote en kleine, een aantal vreugdes, de 'uren', van veel boomsoorten een pratend exemplaar: er moeten best wel enige acteurs en acteurtjes voorhanden zijn. De twaalf taferelen hebben telkens een ander decor nodig, met veel veranderend licht en kleuren: dat allemaal voor elkaar krijgen moet een echte krachttoer geweest zijn, zeker in 1908, toen het stuk voor het eerst werd opgevoerd in het 'Théatre Artistique' van Moskou. Het wordt Maeterlincks beroemdste werk genoemd.


Maurice Maeterlinck

Het is een sprookje, bijgevolg zijn twee kinderen de hoofdpersonages: Tyltyl en zijn zusje Mytyl. Zij verdwijnen op een kerstavond uit het houthakkershuisje waar zij met hun ouders wonen, een fee geeft ze de opdracht op zoek te gaan naar de Blauwe Vogel, die zij dan weer nodig heeft om haar zieke dochtertje te genezen. De fee geeft Tyltyl nog een groen hoedje waarop een diamant zit: als hij daaraan draait, ziet hij meteen wat er in  de dingen zit: de ziel van het brood, van de wijn, van alle levenloze begippen, van deugden, waarden en gevoelens. Hij kan die diamant ook gebruiken als een soort 'deus ex machina': bij gevaar heeft hij de redding altijd op zijn hoofd.

Die Blauwe Vogel is natuurlijk niet makkelijk te vinden: het wordt een zoektocht van een jaar lang. Zo komen broer en zus in het 'Land van Herinnering', waar ze hun overleden grootouders en zeven dode broertjes en zusjes ontmoeten: die stellen het allemaal goed, ze leven echt - zeggen ze - als iemand aan hen denkt. In het 'Paleis van de Nacht' slagen ze erin een massa blauwe vogels te vangen, maar als ze het weer verlaten, zijn alle vogels zwart geworden, en dood.

 
In het Paleis van de Nacht fladderen de vogels rond de kinderen

Ze komen dan in 'Het woud', volgens mij het sterkste deel van het stuk. In dat bos zitten natuurlijk ook de niet-getemde dieren, met andere woorden we zitten in de echte natuur. De Eik, de koning van het woud, die overigens de Blauwe Vogel bezit, wil die niet zomaar geven, er ontstaat een strijd, waarbij de hond van Tyltyl door de bomen en de andere dieren beschuldigd wordt van verraad, de kat - een eigenzinnig en ontembaar dier - probeert de natuurwezens zo goed mogelijk te helpen. Fruitbomen worden door de natuur evenmin als echte bomen beschouwd, want die staan ten dienste van de mens, net zoals Tylô de hond. Het wordt hachelijk voor de kinderen, maar een draai aan de diamant, en de zaak is weer in orde. Het is ten slotte een sprookje. Het stuk in het bos lijkt wel de grondslag van het programma van een groene partij avant-la-lettre, en daardoor klinkt het ook vrij modern. De mens, die niets ontziet, wordt door de Eik raak getypeerd wanneer hij tegen Tyltyl zegt: 'Oui, je sais, tu cherches l'Oiseau-Bleu, c'est-à-dire le grand secret des choses et du bonheur pour que les Hommes rendent plus dur encore notre esclavage...'.


Tentoonstelling 'L'oiseau bleu', Gent. Decor van 'Het woud'

Mooi is ook nog het bezoek aan het 'Koninkrijk van de Toekomst' waar alle kinderen - dat zijn die blauwe kinderen - verblijven die nog geboren moeten worden, van nu tot op het einde der tijden. 

Het sprookje loopt uiteraard goed af, dat kan nu eenmaal niet anders. Het gaat hier natuurlijk om een symbolische vertelling, en Maeterlinck schrijft die met behoorlijk wat inzicht in de mens, met empathie met mens en natuur, en zeer zeker ook met veel humor. Ik zou het 'erg charmant' kunnen noemen, er zitten behoorlijk wat behartenswaardige lessen voor volwassenen in, maar het is jammer genoeg alleen maar een sprookje. Erg lezenswaard, vind ik toch. 

En in het begin van de vorige eeuw zeer populair: op die Franse uitgave lees ik 'soixante-dix-huitième mille'. 'Achtenzeventigste duizendtal' luidde dat toentertijd in het Nederlands. Hoewel: ik betwijfel of enig Nederlands boek dat cijfer ooit bereikt heeft.

donderdag 2 februari 2012

De beleefdheid van de blinden - Wislawa Szymborska

Als kleine hommage aan de gisteren overleden Pools dichteres Wislawa Szymborska een van haar gedichten:


De beleefdheid van de blinden

Een dichter leest gedichten voor aan blinden.
Hij had niet gedacht dat het zo moeilijk zou zijn.
Zijn stem trilt.
Zijn handen trillen.

Hij heeft het gevoel dat elke zin
hier wordt getoetst aan het duister.
Hij zal het nu zelf moeten doen,
zonder licht en kleuren.

Een hachelijk avontuur
voor de sterren in zijn gedichten
het morgenrood, de regenboog, de wolken, de neons, de maan,
voor de vis tot nog toe zo zilver onder water
en de havik zo stil, hoog aan de hemel.

Hij leest - want het is al te laat om niet te lezen -
over een jongen in een geel jasje op een groene weide,
over de ontelbare rode daken in het dal,
over de bewegende rugnummers op de shirts van de spelers
en de naakte onbekende in de deuropening.

Hij zou ze willen verzwijgen - hoewel dat niet kan -
al die heiligen aan het gewelf van de kathedraal,
dat afscheidsgebaar vanuit het coupéraam,
dat glaasje van de microscoop en de fonkeling in de ring
en de beeldschermen en het album met gezichten.

Maar groot is de beleefdheid van de blinden,
groot hun begrip en onbaatzuchtigheid.
Ze luisteren, glimlachen en klappen.

Een van hen komt zelfs naar voren
met een verkeerd om geopend boek
en vraagt een voor hem onzichtbare handtekening.



Wislawa Szymborska, 1923-2012

Met Szymborska is een mij zeer dierbare dichteres gestorven. Ik heb haar eind 1996 leren kennen, na haar Nobelprijs, zoals bijna iedereen buiten Polen, en ze vanaf '97 in mijn lessen Nederlands op het Turnhoutse Atheneum zacht gepromoot. In de toenmalige poëzieprogramma's smokkelde ik elk jaar wel een of twee gedichten van haar binnen: eenvoud met veel diepgang, en toch eerder gemakkelijk om voor te dragen.

Op mijn nieuwjaarskaarten wil ik graag gedichten of fragmenten ervan gebruiken. Dit jaar was dat de laatste strofe van 'Het moment' van Szymborska. Die luidt:

'Zover het oog reikt heerst hier het moment.
Een van die aardse momenten
die men vraagt: ga niet voorbij.'

'De jury van de Nobelprijs voor de Literatuur noemde Szymborska de 'Mozart van de poëzie, een vrouw die de elegantie van taal vermengde met 'de razernij van Beethoven'. Dat is wat De Standaard vandaag schrijft. Voor mij is ze een zeer bijzondere dichteres, een van de allergrootsten.

zondag 29 januari 2012

In het MAS: SAS - stad aan de stroom

Ik mag zeggen dat ik een trouwe bezoeker van het MAS ben:  al een keer of zes heb ik rolstoelgewijs van de derde tot de achtste verdieping onder mijn loep gehad. En ik moet zeggen: het is me nog nooit tegengevallen, wel integendeel. Vlak na de opening van het museum was de kritiek dat er geen grote visie achter zat, dat een aantal Antwerpse musea 'zomaar op een hoopje gegooid waren', om het eerder oneerbiedig uit te drukken. Maar op elke verdieping is het verband met Antwerpen duidelijk - behalve bij 'Leven en Dood', maar de achtste verdieping toont dan weer de fabelachtige collectie pre-columbiaanse kunst van Paul en Dora Janssen-Arts.

Gisteren ben ik nog eens op de vijfde etage geweest: 'Wereldstad, Over hier en elders'. Je krijgt er een overzicht van hoe de stad gegroeid is, je ziet een paar beelden van legendarische figuren, een prachtige Minerva uit het interbellum, schilderijen, stadsgezichten en zelfs een stadsplan. Dat laatste dateert uit 1565, dat is het toppunt van de Antwerpse zestiende-eeuwse roem, toen de stad zo'n 100.000 inwoners telde. In 1576 kwam daar de Spaanse Furie overheen, in 1585 deed Farnese Antwerpen vallen en de Schelde sluiten, de welvaart verplaatste zich naar de Noordelijke Nederlanden, de Zuidelijke Nederlanden werden langzamerhand meer zeker 'Arm Vlaanderen'.

Je mag in het Mas ongestoord foto's maken, zolang je maar geen flits gebruikt, en zo kun je dat stadsplan mee naar huis nemen. Het is van een cartograaf met de naam Virgilius Bononiensis: niet het originele plan is te zien, wel een echt goede reproductie die aantoont dat Antwerpen inderdaad een stad met enige allure was. 'De Metropool' voeren ze er nog graag als erenaam en compliment aan zichzelf, en toentertijd was dat zeker zo.


Virgilius Bononiensis, Plan van Antwerpen in vogelperspectief, 1565 (reproductie)


Detail van het plan: de kathedraal, de markt en het stadhuis

Die Bononiensis werkte zeer precies en secuur: als je een beetje inzoomt, herken je moeiteloos de kathedraal en het stadhuis: meer nog de de grote kerk zal dat stadhuis toen de trots van Antwerpen geweest zijn, want het was pas af: het is gebouwd van 1561 tot '64. En natuurlijk was het een pronkstuk: het eerste burgerlijk gebouw in de Nederlanden in renaissancestijl.

Dat de 'stroom' voor de Antwerpenaar een soort van godsgeschenk was, daarvan is hij zich kennelijk altijd bewust geweest: de rivier en de rede waren altijd een geliefkoosd onderwerp van schilderijen. Vroeger was er natuurlijk nog veel meer natuur in de buurt van haven en stad: zo hangt er van ene Abel Grimmer een doek uit 1604 met de titel 'De Antwerpse polder en de palinghuizen buiten de Slijk- of Lillopoort'. Van dat landschap schiet natuurlijk niets meer over, maar in het MAS kun je nog zien hoe het vroeger geweest is.


Abel Grimmer, De Antwerpse polder, 1604

De Rede werd bij voorkeur geschilderd vanaf Linkeroever, die kennelijk toen bekend stond als het 'Vlaams hoofd', want daar begon allicht wat nu Oost-Vlaanderen is. Je ziet natuurlijk heel de stad, de Onze-Lieve-Vrouwetoren, de toch nog druk bevaren Schelde en een prachtig licht daarboven.


Jean-Baptiste Bonnecroy, De rede van Antwerpen vanaf het Vlaams hoofd (1658)

Het jongste werk komt uit 1878 en stelt de rede in 1870 voor; het is van de hand van Robert Mols. Het panorama is bekend, de schepen op de rivier zijn het bewijs van een bedrijvige havenstad: zo zien de Antwerpenaar en de stad zichzelve kennelijk het liefst. Bovendien is het een zeer groot schilderij: het meet zowat 9 bij 3 meter: dat is natuurlijk ook mooi meegenomen!


Robert Mols, De rede van Antwerpen in  1870 (uit 1878)

Als je dat zo allemaal bekijkt, begin je te begrijpen hoe komt dat - of waarom - de Antwerpenaar zo trots is op zijn stad: over chauvinisme zullen we het hier niet hebben. Maar dat het verleden jaar nog het MAS geopend heeft - iets om heel trots op te zijn - lijkt me toch iets te zeggen over de stad. Ik wil er graag komen, in het MAS en in de stad. Het heeft iets, meer dan Turnhout. Maar wij hebben eindelijk bijna ook een fatsoenlijke Grote Markt, al is die van Antwerpen mooier.

Addendum

Lees ik vandaag (4 februari) in mijn krant dat het schilderij van Robert Mols uit zijn ophanging losgeraakt is en daarbij naar voren is gevallen. Daardoor raakte het een fiets, een authentieke velocipède uit 1870, en dat veroorzaakte dan weer een scheur van 75 cm in het doek. Grootsheid in verval: tragisch, zeer tragisch.

vrijdag 27 januari 2012

Emile Zola: Germinal - een belevenis

Stap ik nog eens 'De Boekuil' binnen, vind ik daar voor € 10 'De mijn' van Emile Zola: 'De mijn', want dat is de Nederlandse titel van het meesterwerk 'Germinal'. Voor zo weinig geld kun je niet sukkelen, en het boek wordt het mijne. Jammer van de titel in onze taal: alles speelt zich natuurlijk in en rond een mijn af, maar de Nederlandse uitgeverij van deze 'Rainbow Pocket' is er zich waarschijnlijk bewust van dat 'Germinal' in Nederland niet veel betekent, terwijl in Vlaanderen 'Germinal' toch duidelijk met het socialisme verbonden is. Bovendien is de Franse titel ook duidelijk programmatorisch: 'Germinal' was in de Franse republikeinse kalender de kiemmaand, en dat wil natuurlijk iets zeggen. Het is een klein voorbeeldje van 'traduttore traditore', maar het is nu eenmaal zo. Na 'germinal' volgt overigens 'floréal', de bloeimaand, maar niet in het boek helaas. Op de kaft staat ook nog een leuke vondst: volgens een wervend tekstje gaat het om 'een vlijmscherpe schets van het kapitalisme aan het einde van de twintigste eeuw'. Honderd jaar te laat, maar voor 10 euro kun je niet alles hebben. En hoe je een roman van 550 pagina's een schets kunt noemen, is mij ook niet zo duidelijk. Amsterdam en Rotterdam zijn ook niet op een dag gebouwd natuurlijk.


Emile Zola

Het gaat in het werk over de strijd op leven en dood tussen kapitaal en arbeid, waarbij de arbeiders ten slotte weer eens - voor de laatste maal suggereert en hoopt Zola - verslagen worden, maar het zaad van het klassenbewustzijn, verzet tegen onrechtvaardigheid en uitbuiting, opkomen en vechten voor eigen recht is gezaaid, en volgens de laatste zin:

'Mensen groeiden daar, (in de mijnen van Noord-Frankrijk) een zwart leger van wrekers, dat langzaam ontkiemde in de voren en opgroeide voor de oogst van de toekomstige eeuw. en weldra zou dit kiemen de aarde opensplijten.'

Het Frans voor 'kiemen' is 'germer', en door dat woord hier nogal nadrukkelijk te gebruiken kan Zola helemaal op het einde van zijn roman zijn titel nog eens duidelijk kracht bijzetten.

Het verhaal is in de grond van de zaak redelijk eenvoudig: een jongeman komt uit de Provence in het noorden van Frankrijk werk zoeken: Etienne Lantier heet hij. Als nauwelijks geschoolde arbeider komt hij in een mijn terecht - Le Voreux, wat 'de vraatzuchtige' betekent - leert er vrij snel de uitbuiting, de lage lonen en de afschuwelijke arbeidsomstandigheden kennen, ontdekt gaandeweg het socialisme, studeert op eigen houtje bij, wordt leider van de arbeiders. Na een onaanvaardbare loonsverlaging wordt hij de aanvoerder van een staking, die na twee en een halve maand mislukt: de mijnwerkers zijn uitgehongerd, het leger heeft op ze geschoten - Fransen schieten op Fransen! - een Russische gevluchte anarchist veroorzaakt nog een catastrofale mijnramp waarbij 'Le Voreux' compleet door de aarde wordt verzwolgen. Etienne gaat ten slotte naar Parijs om vandaar uit de strijd voor de arbeiders voort te zetten.



Een uitgave van 'Livres de Poches'

Natuurlijk gebeurt er veel meer in dit boek: de kapitalisten - les bourgeois - die de zaken in handen hebben, spelen vanzelfsprekend ook een prominente rol, zoals het monster 'kapitalisme' dat in Parijs zit en aller levens bepaalt. Ces bourgeois zijn niet allemaal door en door slecht, evenmin als de mijnwerkers een voor een heiligenbeeldjes zijn. Hun enige plezier is woest en gevoelloos promiscue gedrag, jonge meisjes worden zonder pardon genomen en bezwangerd, wat weer tot meer armoede en honger leidt: de vicieuze cirkel is rond. De bourgeoisie heeft al niet veel meer moraal, maar hun façade is sterker: minnaressen en ontrouw zijn legio, machtsmisbruik tegenover en chantage van jonge arbeidsters zijn alles behalve uitzonderlijk. En honger dat de werkende klasse leidt: om het vege lijf te redden gaan ze ten slotte tegen hun zin weer aan het werk. Staking mislukt! En daar komt dan de geprovoceerde ramp nog bovenop.


Beeld van de werkende klasse

Wat onder andere het 'mooie' van dit boek, is: de miserabelste ellende en de ellendigste miserabiliteit springen voortdurend van de bladzijden, maar de mensen vechten er tegen, en ondanks alle falen blijft er hoop: er is iets ontkiemd.
Voor de spanning moet je dit boek niet echt lezen: wel voor de vaart die erin zit, het tempo, de bezieling van de auteur, de verpletterende indruk die het maakt. Op mij tenminste. Op een bepaald ogenblik, en heleboel pagina's, trekt een stoet van zo'n drieduizend stakende mijnwerkers van mijn tot mijn in de buurt, en Zola verhaalt dat zo meeslepend en indringend dat ik na die betoging zelf moeë benen  had, ik leek het fysiek gewaar te worden. Het boek kruipt letterlijk onder je huid, zijn uitwerking liet mij niet met rust. Zelden zo'n gevoel gehad na een boek, en ik heb toch al wel eens iets gelezen, al zeg ik het zelf.

'Germinal' is het heroïsche epos van de arbeidersstrijd mythisch: heel erg aards en geloofwaardig. En zoals in de oude epen de goden op wraak zonnen en straften, zijn het hier vooral de werkers die die rol over nemen, of tenminste dat met de inzet van al hun krachten proberen. En mythisch: als de mijn 'le Voreux', de vraatzuchtige dus, door de aarde opgeslokt wordt is dat tezelfdertijd een voorbeeld van tragische ironie en immanente rechtvaardigheid: het lijkt wel of Moedergodin Aarde - Gaia - terecht wraak neemt: een mythische dimensie is dat.

In 2012 is er natuurlijk heel veel veranderd, en gelukkig maar. Toch denk ik dat het kapitalisme en het globalisme van vandaag nog altijd dezelfde mentaliteit 'des bourgeois' probeert te handhaven. Of leven wij niet in Europa, in de EU, heden ten dage?

Zola's Germinal verscheen voor het eerst in 1885: einde van de twintigste eeuw, zoals 'Rainbow Pockets' zegt. Ten zeerste en uiterst aanbevelenswaardig. Vind ik. Voor mij was het een uitzonderlijke belevenis, heel zeker weten.

dinsdag 17 januari 2012

Winter: levende vennen

'Prachtig winterweer vandaag': zo opende olijke Frank de Boosere zijn weerpraatje, en hij hoopte dat 'u ervan genoten hebt', want de volgende dagen zou het weer een andere richting uitgaan. En natuurlijk heb ik ervan genoten: ik ben nog eens in  het Vennengebied gaan kijken, wat dacht je? De vorige keer zal eind oktober 2011 geweest zijn, maar als de zon zo klaar in de lucht staat, trekken de vennen me weer naar buiten, ook al is het dan eerder fris. Maar er zijn  oplossingen: ik rijd met de auto tot aan de vennen, laat daar mijn scootmobiel te land tussen nogal wat water, en dan is er best een fris tochtje te maken.


In tegenlicht: op de voorgrond de 'Kleine Klotteraard', op de achtergrond het 'Haverven', ertussen watervlakjes die ook 'ven' kunnen worden

Er is flink gewerkt in het Vennengebied, de laatste twee maanden van het vorige jaar. Heel wat bordjes zijn er bijgeplaatst, met uitleg over wat er in het gebied allemaal gebeurt: de teksten hebben dan titels als 'Van akker tot heide', 'Levende vennen', 'Meer leven in het ven', en die titels maken meteen duidelijk wat de bedoeling van de werken is: de natuurrestauratie moet voor meer leven zorgen, en wie kan daar tegen zijn?


Dit bordje staat eigenlijk op Merksplas, tegenover de twee plassen die bekend staan als 'De Kasteeltjes'. De graafmachine op de foto is bezig het grotere deel van de Kleine Klotteraard uit te baggeren, en dat ligt dan weer op Turnhout, dicht in de buurt, aan de andere kant van het Zwart Water. Door die baggerwerken heeft dat ven de laatste maanden van 2011 droog gestaan, maar nu is er weer helder water, zij het vandaag onder een dun laagje ijs.


De 'Kleine Klotteraard': opnieuw vol

Ook aan natuurreservaat Zwart Water is gewerkt: de wandeling door het gebied is toegankelijker gemaakt - hoewel met een scootmobiel kom je er niet door - hier en daar is een poortje getimmerd, en aan een hoek van reservaat - vlakbij het bordje 'Laat u niet beetnemen' (door teken wordt bedoeld) - is een kijkplatform gebouwd, zo'n 1,75 m hoog, zou ik denken. Zo kun je het gebied eens vanaf een ander standpunt bekijken: mooi vind ik dat.


Het nieuwe kijkplatform


En wat je dan kan zien: ezels en plas in Merksplas

Welke instanties voor deze natuurinrichting zorgen, weet ik niet zo precies. Natuurpunt is er mee gemoeid, allicht het Agentschap voor Natuur en Bos, en het project krijgt steun van het 'Life+ fonds van de Europese Unie': dat het zeer zinvol is, en dat je de vooruitgang ziet, dat weet ik wel zeker.

Ik ben nog nooit zo vroeg op het jaar in het Vennengebied geweest, maar Frank de Boosere kan gerust zijn: ik heb vandaag genoten, van het weer en de natuur. Meer moet dat niet zijn.