zondag 29 juni 2008

Assisi en Porziuncola





Zondag, dag des heren: Noortje zorgt voor haar eigen gezondheid en gaat een eindje joggen op de via Madonna di Campagna. Bij haar aankomst bij de 'bread & breakfast' wordt ze met onverdroten en ijverig gekef door Pino, het hondje van Laura verwelkomd; het beestje heeft ook behoorlijk wat interesse voor jonge, blanke damesbenen, maar hij kent ook het Nederlandse spreekwoord en bijt niet. Op de poort hangt trouwens een waarschuwend bordje: 'Attenti al cane', met een afbeelding van de gevaarlijke hond.

Wij rijden naar Assisi zelf, daar ben ik voor gekomen. Ik was er nog geweest, in 1999, maar toen was de basiliek van Santa Chiara na de aardbeving van '97 nog niet toegankelijk, en in de basiliek van San Francesco waren de schilderingen evenmin gerestaureerd. Wij komen aan aan de Porta San Pietro, waar wij een modern beeldhouwerk (Assunzione - 2003) zien dat de hemelvaart suggereert: het heeft wel iets dat beeld, strak en sober, met enig ritme erin: ik vind het mooi. Maar we willen naar Santa Chiara, want die had ik dus nog niet gezien. Via de Via Borgo di San Pietro en de Via San Apollinare hopen we daar kalmpjes aan te geraken. Helaas, de weg is uitermate steil, hij gaat Noortjes krachten ietwat te boven, maar twee Italianen duwen mij, elkaar aflossend, tot bij de basiliek. We zijn in Assisi: de mensen helpen de medemens, Franciscus' geest leeft hier, denk je dan. Maar Chiara's geest blijft ons voorlopig ontzegd: de kerk is op de middag gesloten. We steken heel de stad over om bij de basiliek van Franciscus te komen, via de Piazza del Comune, waar de goed bewaarde Romeinse Tempio di Minerva staat, ondertussen sinds mensenheugenis een katholieke kerk. Een boekhandel verkoopt boeken over alle mogelijke aspecten van Franciscus' leven, en over de franciscanen, die wij liever minderbroeders of 'bruin paters' noemen, of noemden. Bij ons zijn ze na de jaren '60 compleet uit het straatbeeld verdwenen, hier kun je ze nog onbekommerd zien rondlopen.

Zeker in de buurt van de Basilica van San Francesco: als ze hier niet thuis zijn, waar dan? Toch is het opvallend dat er veel meer nonnetjes dan paters te zien zijn. Ook deze basiliek is indrukwekkend, onder meer door de esplanade ervoor: een beeld van Franciscus te paard (2006), voorstellend de man die ontgoocheld en gebroken thuiskomt na zijn onbevredigende leven van playboy en yup van zijn tijd. Vanaf dan gooit hij het over een totaal andere boeg, en de rijke zoon van een vroege stadskapitalist wordt 'il poverello'. Zijn ommezwaai, zijn bekering doet denken aan Sint Augustinus, die veel vroeger hetzelfde meemaakte. De kerk zelf is prachtig gerestaureerd en toont in de zijmuren de fresco's van Giotto (1296): beelden uit het leven van Franciscus. Assisi is toch nog even anders dan Oosthoven op zijn beste zomerdag, al staat daar dan een kerk gewijd aan Sint Antonius Abt.

We verlaten de stad en rijden naar Santa Maria degli Angeli. De basiliek is gebouwd over de kleine 'Cappella del Transito', waar Franciscus op 3 oktober 1226 stierf. Met de bouw van de kerk is begonnen in 1569, ze was pas klaar in 1679. De renaissancevoorgevel dateert dan weer van 1927. De 'Angeli' verwijzen naar de engelen die Maria zouden geassisteerd hebben bij haar hemelvaart; boven op die voorgevel staat een reusachtig, goudkleurig beeld van Maria. Porziuncola, dat het complex ook herbergt, is de naam van de eerste gemeenschap, het eerste klooster van de franciscanen, en betekent gewoon 'een stukje grond'(portio, een portie), waar Santa Chiara in 1211 in de handen van Franciscus haar geloften heeft afgelegd. Overigens was Chiara de dochter van een even rijke familie als die van Franciscus: je afzetten tegen je ouders is geen moderne uitvinding. De naam van dat klooster leeft in onze (volks)taal nog voort in het werkwoord 'pesjoenkelen', waarbij de gelovigen biddend de kerk in- en uitgaan, alzo aflaten verdienend die zielen uit het vagevuur redden. Dat gebruik heb ik eens meegemaakt in Meerle, in het begin van de jaren '60: ik wist niet wat ik zag. Het eerder folkloristische gebruik is bij mijn weten helemaal verdwenen, en vrij onlangs heeft het Vaticaan zomaar het vagevuur afgeschaft. O tempora, o mores.

De 'Cappella del Transito' betekent voor Franciscus begin en einde, het is zijn alfa en omega, daar heeft hij de cirkel rondgemaakt. In het prille begin van zijn religieuze carrière heeft hij het vervallen kapelletje opgekalefaterd, vlak na zijn werk aan San Damiano (we schrijven dan 1200 en de jaren kort erna), en hij is er, zoals gezegd, ook gestorven. Nogal logisch dat het gebouwtje als een allerheiligst schrijn wordt beschouwd. De basiliek echter die er over gebouwd is, negeert in alle toonaarden de boodschap van de 'poverello': het is een monumentaal, contrareformatorisch en protserig gebouw ter ere van een man die de volstrekte eenvoud altijd betracht heeft. Voor mij is het een knetterende katholieke vloek in eigen huis, een blasfemie zal ik het net niet noemen. Franciscus was, net als zijn voorbeeld, een teken van tegenspraak: hij heeft nogal wat moeite gehad om zijn nieuwe orde door Rome erkend te krijgen. Toen hij er niet meer was, heeft de kerk hem omarmd, bij wijze van spreken aan haar eigen boezem doodgeknuffeld en hem de hemel ingeprezen. Zoals Paulus Christus' boodschap aan de toenmalige Helleens-Romeinse denkwereld heeft aangepast, zo heeft Rome Franciscus, post mortem, weer in het gelid geschaard, de scherpe kantjes weggeveild, en verder vrome verhaaltjes zoals preken voor de vogeltjes en de wolf van Gubbio tot inkeer brengen zeker niet tegengesproken, maar de man en zijn boodschap gerecupereerd, salonfähig gemaakt. Alsof hij geen hervormer was, die het geluk in de eenvoud zocht.

Wannes van de Velde zingt ergens: '... toen was de kerk / om goed te zijn nog veel te sterk'. Dat ging uitgerekend over de zestiende eeuw, de reformatie! Overigens, in zijn 'Lof der Zotheid' (begin van die eeuw) steekt Desiderius Erasmus vrolijk de draak met de franciscanen, die zeer vaak met vrouwen samenleven, of hoeren en boeren dat het de spuigaten uitloopt. Erasmus was zelf de zoon van een priester. Na driehonderd jaar hadden de minderbroeders zich naadloos aangepast.

Hoge idealen navolgen is altijd een hachelijke zaak geweest: het vlees is zwak en de roep van de materie soms oorverdovend. Niets menselijks is de meesten van ons vreemd.

Ons ook niet: de maag knort, daar moet materie in, en die zal dan voor nieuwe energie zorgen. In Bastia gaan we niet, ook niet na een zoektocht: niets bevalt ons, tenzij gesloten eethuizen. Wij dus naar Perugia, een eerder moeilijk te bestijgen stad, en dan voor ieder een pizza. Veel goedkoper dan in België, en hier in het land van oorsprong. Er toch zestig kilometer voor gereden: maar veel goedkoper dan bij ons! Het vlees in zwak, maar gas geven lukte nog.

Geen opmerkingen: