woensdag 7 april 2010

Henri Matisse: La gerbe

In Le Cateau Cambrésis, de geboorteplaats van Henri Matisse, loopt op dit ogenblik de tentoonstelling 'Lydia D. muse et modèle de Matisse'. Ik ben er zelf (nog) niet geweest - het lijkt me wat ver om alleen naartoe te rijden - maar op Dupslog, de blog van Jan van Duppen, staat er een interessant artikel over. Hij heeft het niet alleen over Lydia Delectorskaya, ook over 'La chapelle du rosaire' in Vence (in de buurt van Nice) en over de 'papiers découpés', in het Engels 'the cut-outs'.

Matisse, Le rêve', 1935. Lydia D. was het model

Ik citeer Dupslog eventjes: 'Voor Matisse was schilderen niet toevoegen, altijd meer weglaten. Het leidde hem tot zijn fenomenale 'papiers découpés waar hij tekende met de schaar, tot een monumentaal behoedzaam lijnenspel, met of zonder kleurvlakken voorde scherpte-diepte illusie van een driedimensionale gewaarwording.' Dat is ongetwijfeld zo, maar die cut-outs zeggen ook op een andere anier veel over de mens Matisse. Bij het begin van de tweede wereldoorlog was de man niet meer echt jong, zijn gezondheid begon hem parten te spelen. In 1941 was hij ongeveer eenn half jaar bedlegerig: operatie aan de twaalfvingerige darm, daarna twee longembolieën en vervolgens twee maanden griep. Je zou voor minder de moed verliezen. Niet echter Henri Matisse. Schilderen werd voor hem echt moeilijk, staan werd zwaar, maar opgeven was er niet bij. In 1951 werd, na vier jaar werk, 'La chapelle du rosaire' ingewijd: een van de formidabele hoogtepunten in Matisses werk.


La chapelle du rosaire. Links 'De levensboom', glasschildering, rechts Sint-Dominicus, keramiek

Die 'Levensboom' mag dan wel een glasschildering zijn, a acanthusbladeren doen onmiddellijk denken aan de cut-outs, en heel zeker aan 'La gerbe', 'Het boeket' in het Nederlands, een werk waarvan een reproductie al tien jaar boven mijn tv hangt en dat mij bijzonder eigen en vertrouwd is.


Henri Matisse, La gerbe, 1953

Centraal van onderen zie je een viertal groene cut-outs: daar zitten kennelijk de stengels van de ruiker. Verder gebruikt Matisse alleen maar eenvoudige kleuren: blauw en donkerblauw, oranje en rood, zelfs vier zwarte bloemen. Wat niet wegneemt dat het één kleurenpracht is. En dan, zoals die ruiker breder en groter wordt, en helemaal openbloeit en -waaiert, met het minimum minimorum aan middelen. Faut le faire, zegen de Fransen dan. Een boeket is natuurlijk niet alleen een ruiker bloemen, het boeket is ook de apotheose van een vuurwerk: en het werk lijkt inderdaad een ontploffing van kleuren. Zelf zie ik er een uitbarsting van levensvreugde in, van een 83-jarige kunstenaar die door zijn gezondheid erg in zijn mogelijkheden beperkt was geworden, maar die zijn aard zeer adequaat bleef verbeelden. Een ode aan het leven vind ik dit werk. Matisse stierf op 3 november 1954, op twee maanden na 85 jaar oud.

Ik herinner me dat Matisse en zijn ziektegeschiedenis voor mij een sterke bron van inspiratie was toen ik in 1999 te horen kreeg dat ik MS had. Hij was niet alleen een schilder voor wie ik bij wijze van spreken bijna een moestuin bonen had, hij was het na te volgen voorbeeld waaraan ik me optrok. Ars longa, vita brevis: niet in het geval van Matisse, vind ik. Een soort van onsterfelijke is hij voor mij.

maandag 5 april 2010

En rood is troef!

Iedere socialist zal dit zinnetje herkennen als de uitroep toegevoegd aan de Internationale: een flardje tekst van volkse vinding is het. Waar en wanneer voor het eerst geroepen? Dat blijft in de nevelen van de geschiedenis gehuld. Het ontstaan van de oorspronkelijke Franse tekst is daarentegen wel goed gedocumenteerd: Eugène Edine Pottier schreef die, in de laatste week van de Parijse commune in mei 1871, week die overigens 'la semaine sanglante' wordt genoemd, de bloederige week dus. Een eigen melodie had het lied toen nog niet: het werd gezongen op de tonen van de Marseillaise. De Franse versie heeft zes strofen - een bloederige week heeft meer nodig dan een paar versjes - de Nederlandse bewerking van Henriette Roland Holst-van der Schalk heeft er slechts drie: zij had het bloed niet zien vloeien en de hevige en bittere gevoelens van de Parijse Commune niet ervaren.

De melodie die wij nu zingen en horen werd in juli 1888 voor het eerst gebruikt tijdens het feest van de vakbond van de krantenverkopers van Rijsel. De componist heeft een echt Vlaamse naam: De Geyter - zijn voornaam was Pierre - en hij is bovendien nog in Gent geboren.Aan de Minnemeers in die stad heeft hij sinds 1998 zelfs een standbeeld. Toch kun je hem geen Vlaming of Belg noemen. Hij zag het levenslicht in 1848, maar dat dat in Gent was, is eerder toeval: zijn ouders waren Frans-Vlamingen, Franse staatsburgers dus, die uit Noord-Frankrijk naar ons land uitgeweken waren om werk te zoeken in de Gentse textielfabrieken en een beter leven op te bouwen. Om een woord te gebruiken dat compleet uit de mode is, en dat nu hopeloos politiek incorrect is geworden: het waren gastarbeiders.Toen Pierre zeven was, is de familie naar Frankrijk teruggekeerd, naar Rijsel.

Op zijn veertigste componeerde De Geyter de Internationale: de melodie was een onmiddellijk succes, ze is hét volks- en strijdlied van de socialisten geworden. Van 1917 tot 1944 was de Internationale zelfs de nationale hymne van de Sovjet-Unie, wat geleid heeft tot een eigenaardige gebeurtenis in het leven van Pierre de Geyter: de toondichter leidde een onopvallend leven in Saint-Denis bij Parijs, maar de Russen kwamen er in 1927achter dat de componist nog in leven was, en ze nodigden hem prompt uit naar Moskou, voor de viering van de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie. De Geyter, die ook al communist geworden was, zou op de tribune naast Käthe Kollwitz gestaan hebben. Hij heeft er alleszins zijn 'moment de gloire' beleefd. Stalin kende hem zelfs een bescheiden staatspensioen toe, als compensatie voor de auteursrechten die hij nauwelijks ontvangen had.


Standbeeld van Pierre de Geyter in Gent

Dat pensioentje was De Geyters enige bron van inkomsten, en hoewel de gemeente Saint-Denis hem een gratis appartement ter beschikking stelde, heeft hij in de laatste jaren van zijn leven slechts zorgelijke en armoedige omstandigheden gekend: miserie en ellende dus. Hij is in 1932 gestorven: zijn begrafenis werd door meer dan 50.000 mensen bijgewoond. Hij was dan toch niet vergeten, en terecht. Ook nu nog niet, en even terecht, zou men hopen.

Laat ik dan tenslotte Eugène Pottier niet helemaal onder de mat moffelen. Hij werd in 1816 geboren, was strijdend lid van de Parijse Commune, verliet na de nederlaag in 1871 Frankrijk: hij week uit naar de Verenigde Staten. Totaal verzwakt en ziek keerde hij 15 jaar later naar Parijs terug. Ondertussen waren zijn 'Chants Révolutionnaires' wel uitgegeven. Maar Pottier stierf in 1887: hij ligt begraven op Père Lachaise. De Geyter en Pottier hebben elkaar nooit ontmoet, en Pottier heeft het lied van De Geyter ook nooit gehoord: dat werd, zoals gezegd, pas in 1888 gecomponeerd.


Eugène Pottier

zondag 21 maart 2010

Eerste tochtje: foto's

Kievit aan de maaltijd

Ganzen aan de drank

De Kleine Klotteraard en daarachter de Grote, en ertussen land in verwachting van heide

De lente wordt langzamerhand geboren

De winter is lang en grijs geweest, meer sneeuw dan we gewend waren, iedereen is het beu en we zullen de regering wel eens ter verantwoording roepen en zeuren helpt er geen een, maar gisteren bleek dat er nog iets anders kan bestaan: een bijna gevoel van prille lente! De zon was nog wel versluierd door hoge bewolking, maar ze deed haar best, Laura, en ik er weer opuit, het Vennengebied weer in. Voor mij is dat zo'n beetje mijn landerijen na vijf maanden weer in bezit nemen, of zoiets als een nieuwe territoriumomschrijving: ik ben weer terug waar ik graag wil zijn, en ik geniet weer.

De bomen hebben nog geen blaren, en dat heeft toch zijn voordelen: je kunt foto's maken van landschapjes en huizen die anders achter het lover zitten: nu heb je vrije uitkijk. en daar dient geprofiteerd te worden. Het landhuis op Boones blijk is schitterend, de schuur naast de vijver prachtig. Een ietsje verder kom ik aan het Peerdsven: daar heeft Natuurinrichting Vlaanderen zich vanaf verleden jaar september danig mee bemoeid: het ven leeggeschraapt, overtollige begroeiing verwijderd, het ven blootgelegd als het ware en dan de natuur opnieuw haar werk laten doen. en het resultaat mag er zijn: er staat opnieuw veel water in, er is ruimte geschapen, de wind heeft vrij spel. De natuur kan zich herstellen in de toestand van vele jaren geleden, de heide wordt verwacht.

 Het landhuis op Boones Blijk
De schuur

Het Peerdsven met boom, gevallen voor de restauratie

En de vogels zijn wakker geworden: kieviten hoor en zie ik een beetje overal, ganzen net zo goed. Boven het Ezelsven zijn die kieviten redelijk talrijk hun territorium weer in bezit aan 't nemen, en deze keer is dat letterlijk te nemen. Vogelgeluiden zijn niet uit de lucht: vinken, tjiftjafs en een aantal die ik niet kan thuisbrengen.  Maar geen nood: ik ben vandaag twee cd's met vogelgeluiden gaan halen in De Warande. Eerst nog luisteren en dan determineren, zou ik hopen.

De Grote Klotteraard heeft dezelfde beurt gekregen als het Peerdsven: als je boven op de uitkijktoren staat, zie je dat het ven in oppervlakte meer dan verdubbeld is: het uitzicht is meteen weids geworden. een beetje verder op het Bels Lijntje, richting Turnhout, kom ik voorbij het Haverven. Wanneer alles groeit en bloeit is dat onmogelijk te fotograferen: het zit dan echt achter een groenscherm. Nu niet: ik heb een redelijk vrij zicht, zelfs van de linkerkant is het te bekijken. En bijgevolg: het Haverven in mijn camera gestopt.


Het Haverven zonder groenscherm

Het gras wordt hier en daar, op de weilanden, alweer een beetje groen, maar alle wintergrauwte is nog lang niet verdwenen. Blaadjes staan nog niet aan de bomen, maar die botten al wel. En bloemen geven al helemaal niet thuis: in het Engels wordt gezegd dat het lente is als je op zeven madeliefjes tegelijk kan stappen (is dat wat ze bedoelen  met 'ecologische voetafdruk'?), maar daar zijn we nog niet aan toe. En in het volksliedje heet het: 'De winter is vergangen,/ Ik zie des meien schijn'. We zullen nog eventjes moeten wachten, maar we leven op goede hoop.

dinsdag 16 februari 2010

Man bijt hond



De Warande: cultuur achter lover

 


 Sta ik met enige concentratie een dvd uit te zoeken in de bibliotheek van 'De Warande', word ik plots aangesproken door een jongeman, van wie ik eerst dacht dat hij een oud-leerling was die ik niet herkende, maar dat klopte niet, ik herkende hem niet omdat hij geen oud-leerling was, ik had de man nog nooit gezien, en geef toe, dan wordt herkennen moeilijk. Hij heeft een A4-tje bij zich waarop een aantal titels van boeken, vraagt of ik er daarvan misschien een paar gelezen heb, ja de meeste wel antwoord ik, en of ik daar dan weer de korte inhoud van kan navertellen, 't is voor een rubriekje in 'Man bijt hond', dat ik nooit gezien heb, ja op donderdag komt dat altijd legt hij verder uit, a ja dat is mijn avond uit, dan geef ik 's avonds niet thuis, maar deze week waarschijnlijk wel want het is vakantie, en zo word ik met rolstoel en al meegetroond naar de 'Blauwe Zaal' in de kelderverdieping van 'ons' provinciaal cultureel centrum, alwaar de Woestijvismedewerkers een kleine opnamestudio geïmproviseerd hebben, re-alwaar ze me op een stoel, achter een camera en onder een micro installeren, en zo ben ik op een mum van tijd klaar voor een 'optreden'.

Over 'De avonden' van Reve wil Kristof, mijn interviewer, een en ander weten: laat dat boek nu in '47 gepubliceerd zijn, in mijn geboortejaar met andere woorden. Dat schept een band natuurlijk: zooo lang geleden heb ik dat boek nog niet gelezen, ik heb het over een na-oorlogse generatie die last heeft van ontworteling, vervreemding, over de schrijver die worstelt met zijn identiteit en geaardheid, en ik begin als het ware een beetje les te geven: de leraar sterft nooit. Charles Dickens' 'Oliver Twist' komt aan bod, 'Anna Karenina van Tolstoi, de warme empathische auteur par excellence, zonder ooit klef of sentimenteel te zijn. Eigenlijk voel ik me in mijn element: ik heb al wel eens een boekje gelezen, wat meer is, er over onderwezen. Jongelui leesplezier benomen, ontnomen zelfs? Ik hoop van niet: het zaad gaat alleen verloren als het op de rotsen gegooid wordt, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat een behoorlijk deel van het land best vruchtbaar was.

'Alleen op de wereld' van Hector Malot passeert dan de revue: ik kan enkel deemoedig zeggen dat ik dat niet gelezen heb, maar mijn kinderen wel: ik heb dus vier alibi's. En dan, eerste 'plat de résistance', een kleine stap voor 'Man bijt hond': Shakespeares Hamlet. Waarom Shakespeare nog ter zake doet, wil Kristof weten. Omdat het niet om het verhaaltje gaat, - ook niet in MacBeth of King Lear - niet over de feiten of de datums. Dan kun je beter een krant kopen: staat vol feiten en de datum is dag na dag uiterst actueel. Het gaat om belangrijke aspecten van de 'condition humaine', menselijke doelen en ambities die ad absurdum worden nagestreefd, menselijke 'eigenschappen' die alle menselijkheid verwoesten wanneer ze ad infinitum nagejaagd worden: heerszucht, hebzucht, macht, egocentrisme.

Komt een tweede bord dat 's mensen weerstand aanzienlijk versterkt: 'De Kapellekensbaan' van L.P. Boon himself. Dat ik dat nog mag meemaken: hoe gedreven ik daar ooit les over gegeven heb. Ik laat Ondineke opduiken, Tippetotje de schilderes, Johan Jansen, Meneer Colson van 'tminnesterie', professor Spothuizen, dat wil zegen mijn oude prof Uyttersprot, het verhaal van Ysengrim de Wolf komt weer kijken, de op- en neergang van het socialisme dat als een kuip mortel van de steiger kwakt, de heilige verontwaardiging van Boon, de vier voornamen van mijn zoon: Jasper Louis Paul Toon, want een mens hoort niet altijd serieus te zijn, liefst niet bij voorkeur. Je kunt niet heel je leven de mensen een geweten schoppen: zeer vermoeiend en frustrerend moet dat zijn. Boontje wist dat zelf ook, helaas. Helaas te laat.



Kapellekensbaan, Erembodegem, Aalst

Na drie kwartier is het interview afgelopen, en dat waarschijnlijk voor een zinnetje in 'Korte inhoud' van 'Man bijt hond'. Maar ik heb ervan genoten, bij het afscheid tegen Kristof  zeggend 'ik heb de laatste jaren zelden zo lang les gegeven'. Een uitdaging was het, dit kleine fait divers, zeer aangenaam vond ik het. Met een jonge man die geen enkele domme vraag heeft gesteld, die meer dan een beetje op de hoogte was. En zeer leuk is het om zo 'à l'improviste' weer eens over je eigen bedrijf bezig te kunnen zijn. Tot slot heb ik de Woestijnvisser mijn compliment gemaakt: goede leerlingen moet je aanmoedigen om ze beter te maken, heb ik hem ook nog toevertrouwd.

Schoolmeesters! Leer ze me niet kennen... Hoewel...

maandag 8 februari 2010

Bompa op de nieuwjaarsreceptie van sp.a

De Tunhoutse sp.a-afdeling respecteert zichzelf en de traditie en bouwt zoals het hoort elk jaar een nieuwjaarsreceptie: ze doet dat merkwaardigerwijs steevast op de eerste vrijdag van februari, wanneer het jaar al een beetje leeftijd heeft, en alcoholcontroles niet meer zo 'hot' zijn, zou iemand met een slecht karakter kunnen vermoeden. Het was een leuke receptie dit jaar: we zitten in de coalitie, kunnen iets meer doen dan beleefd oppositie voeren, weten iets beter hoe de zaken in de lokale cenakels van de macht (oep de mert) erbij staan en lopen, kortom de sfeer druipt niet van pessimisme en gevoelens van onmacht.

Een aantal leden werd ook gevierd voor 10, 25 of meer jaren, of bijna levenslang lidmaatschap. Die laatste categorie telde drie mensen met bijzondere verdienste: Jeanne Adriaensen, Paul Huybrechts (haar echtgenoot) en Swa Van Gael. Zij kregen na de proclamatie nog een extra applaus voor hen alleen: terechte en algemene appreciatie van de afdeling. En een deel van de harmonie bezette een strategische plaats van de zaal en speelde een tijd tot nut en vermaak van 't algemeen. Terzijde: ik heb het nogal voor fanfare- of harmoniemuziek: zoals koper kan klateren en mensen opgewekt kan maken! Maar daar gaat het nu niet over.

Het miniconcert begint en eindigt natuurlijk met de obligate 'Internationale', en ik wil met 'obligaat' geen zweem van negatieve connotatie uitdrukken. Wel integendeel: een strijdlied wordt het altijd genoemd, en dat is het ook, maar wat een feestelijke intro van de trompet! Aandacht is onmiddellijk getrokken en de sfeer vanaf de eerste noten trefzeker vastgelegd: of je wil of niet, de melodie neemt je meteen vast, neemt je meteen mee.


Heroïek zoals hij niet meer uitgebeeld wordt

Zo was dat ook bij mijn grootvader, 'Bompa', zoals wij hem in de jaren vijftig en later noemden. (Opa is in Vlaanderen pas veel later uitgevonden, dat wil zeggen van Nederland overgenomen). Bompa had een in die tijd een kruidenierszaak vlak bij de Hollandse Schuif, fruit en 'legummen' verkocht hij. Vader vertelde me dat Bompa op de eerste mei steevast in zijn winkeldeur ging staan om de stoet te zien passeren, en als de harmonie met de 'Internationale' voorbijkwam, biggelden de tranen over zijn wangen: zo diep zat het bij hem. In de periode voor en na de Tweede Wereldoorlog moet dat geweest zijn: ik heb het zelf nooit gezien of meegemaakt, ik was nog te klein.

De Hollandse Schuif voor de Tweede Wereldoorlog

Ik zit dat verhaal op de receptie tegen een vriendin-medesos te vertellen, en zowaar zomaar krijg ik een krop in de keel en mijn stem verdrinkt: mort subite de ma voix. Bij mij zit er ook iets zeer diep: de genen van Bompa.

Overigens heb ik het verhaaltje tot een goed einde gebracht.

donderdag 4 februari 2010

Zegswijzen en plastiek in dialect

Overvloedige kermis


Kurken ziel?


Je kunt best heel je beroepsleven overtuigd leraar Nederlands zijn geweest, van het Nederlands houden en het meer praten dan je dialect, maar de liefde voor je echte moedertaal, in mijn  geval Turnhouts, verdwijnt natuurlijk nooit. Waarom zou het ook: je moet je eigen wortels niet verloochenen.

Vriend Vic en ik gaan geregeld zwemmen, iets aan de gezondheid doen zoals dat heet, en nadien gaan we in alle eer, deugd en fatsoen voor de 'après-nage': je moet ook niet meteen overdrijven. Rozenbottelthee, cappuccino's en twee trippels maken het dan weer goed. En we praten dan over maatschappelijk belangwekkende dingen, dat wil zeggen: over wat ons bezighoudt. Af en toe duikt er dan een zegswijze in het dialect op: onze jeugd steekt dan weer eventjes de kop op. Leve de nostalgie! Zo bijvoorbeeld wanneer van een stoel opstaan iets moeilijker blijkt te zijn dan toen we twintig jaar waren. 'M'n arm benen, en me jonk lijf,/ nooit gewerkt en toch stijf!' verzuchten we dan. 'Nooit gewerkt': we hebben allebei een carrière in het onderwijs achter de rug. Zelfkennis is het begin van de wijsheid.

Of als je je niets aantrekt van wat iemand anders over iets zou kunnen denken: 'Dat ie denkt dat ie (ervan) zweet, dan heeft ie het warm': voorbeeldige mix van onverschilligheid en toch enige mate van bezorgdheid om iemands lichamelijk welbehagen.

Vic bracht een zegswijze van zijn grootmoeder in het gesprek: over eigendunk en te grote ego's hadden we het. Die oma, Rosalie van Oirschot (ong. 1890 - ong. 1965, van oorsprong Antwerpse, tijdgenote van mijn eigen grootvader), placht dan te zeggen: 'Een groot gedacht en een kurken ziel, en ge drijft boven'. Prachtig beeld: laconiek ontnuchterend en humoristisch tezelfdertijd, uitleg overbodig.

Het mooiste dat ik ooit gehoord heb, was een uitspraak van mijn eigen vader. Eind 1984, begin 1985 is dat geweest, dat weet ik heel zeker. Moeder, die haar laatste zeventien in een rolstoel had gezeten, was pas overleden, en vader zat met een aantal zaken die hij niet meer nodig had en die in de weg stonden. Die rolstoel heeft hij aan iemand uit de buurt gegeven. Hij vertelde hoe die man gereageerd had: zeer blij en opgetogen. Hij gebruikte toen een uitdrukking die ik nog nooit gehoord had: ik was 37 en taal was toch altijd mijn bijzondere interesse geweest. Ik weet nog heel precies hoe ik na zijn uitspraak vroeg: 'Wa segde gè naa?' Hij herhaalde wat hij gezegd had: ' 't Was kermis aan alle hoeken van ze gat!' Alsof Brueghel 400 jaar later nog eens iets zei! Zoek eens een gelijkaardige, even sterke zegswijze in ons beschaafd: ik zou ze niet kennen.

Maar dat zegt waarschijnlijk meer over mezelf dan over het Algemeen Nederlands. Hoewel: met authentiek dialect gaat helaas ook een cultuur verloren.