maandag 5 augustus 2019

Antwerpen: een middag in de Zoo

Kleine kinderen gaan graag naar de dierentuin ('zoo' zeggen ze niet), en opa's gaan graag met hen mee: die hebben dan oog voor hun nakomelingen, en voor de vertegenwoordigers van het dierenrijk. Die bevinden zich niet in hun natuurlijke vrije staat, maar je kunt niet alles hebben.

Afdeling olifanten

Olifanten wil de kleinste zien (tweeënhalf jaar is hij, het optatertje), maar hij weet al goed wat hij wil: in het olifantengebouw was maar een exemplaar te zien, wat hem tegenviel, maar ervoor stond Kai Mook, nu al 10 jaar oud, tenminste een beeld van haar. En hoewel het geen speeltuig is, wil kleine Vic erop zitten, mag eigenlijk niet, maar met de hulp van mama lukt dat wel, opa neemt een foto, geen parkwachters in de buurt, dus iedereen blij en Vic zielsgelukkig!


Vic berijdt Kai Mook (een beeld van)

De zoo is altijd wel een beetje anders: soms zie je dingen gebeuren die gelukkige toevalstreffers blijken te zijn (waarschijnlijk is er een strikt dienstrooster, maar dat volg je dus niet). En zo woon je buiten bij hoe twee olifanten aan de rand van hun zwembadje een fikse douche krijgen, waarschijnlijk om de laatste warmte van de voorbije hittegolf uit hun gigantisch lijf te spuiten. De olifanten zijn daar zelf niet al te gerust op, en plonsen hun vijver in. Natuurlijk kunnen zij lang onder water blijven: het laatste eindje van hun slurf zorgt voor de nodige aanvoer van lucht, alsof ze een soort van onderzeeërs zijn. Spannend is het om te zien waar en wanneer ze weer aan de oppervlakte komen.


Bijna waterzoogdieren


Nog een beetje dieper

Roofdieren

Van tv-documentaires weet je dat roofdieren vooral 's nachts jagen, en hier krijgen ze er hun kostje bovendien gratis bij: geen wonder dat ze zich nogal als gepatenteerde luiwammesen manifesteren. Een leeuwin bijvoorbeeld, en een jachtluipaard: die rust op zijn voorpoten, en lijkt wel een of andere prooi in het vizier te hebben, zo onbeweeglijk stil en als versteend stond hij daar.


Luie Lea


Jachtluipaard op zijn qui-vive, met prooi in het vizier?

Beelden 

Naast een kunstmatige, want aangelegde rivier probeert een jaguar vissen boven te halen, net zoals zijn kleinere familieleden, de katten, dat zouden doen. Dat is het mooie van die dierenbeelden: de kunstenaars proberen de beesten te vatten net op een cruciaal moment van hun beweging of stilstand. Enig metier en kunstzinnigheid is daarvoor een vereiste. Dit beeld is van Patrick Villas, geboren in 1961, die tegenwoordig als een der toonaangevende dierenbeeldhouwers van België, wordt beschouwd. Zijn beeld van de jaguar spreekt in ieder geval erg aan.


Patrick Villas, Jaguar, 2002

Vlak bij het terras, bijna aan de uitgang zit een jachtluipaard: die ziet er bijna uit als Egyptische beelden van katten, die in die beschaving dan weer zeer vereerd werden. De beeldhouwer ervan is Albéric Collin, een Antwerpenaar die nog in de leer is gegaan bij de Italiaan Rembrandt Bughatti, over wie ik het nog wel eens gehad heb. Rustend zit het dier daar, ongetwijfeld na gedane inspanningen. Weer een van de waardevolle beelden waar ik tot nu achteloos aan voorbijgelopen ben. Want dat is ook een charme van de Antwerpse dierentuin: de talrijke dierenbeelden die er her en der te bewonderen zijn. En gemaakt niet door de minste van de beeldhouwers!


Albéric Collin, Zittend jachtluipaard, voor 1929 (gift 1953)

En zo hebben we dan weer aan aangename middag doorgebracht in de Zoo, met olifanten, roofdieren en beelden. Meer moet dat niet zijn. 't Is eigenlijk al veel, to be honest!

donderdag 1 augustus 2019

Bokrijk: De wereld van Bruegel

Je zou kunnen zeggen dat Bokrijk altijd interessant is: in vergelijking met verleden jaar april is er al veel gerestaureerd, de Molen uit Mol-Millegem bijvoorbeeld, en het kerkje uit Erpekom, en je beleving van het museum evolueert met je leeftijd: op je 72ste kijk je er met andere ogen naar dan op je 22ste. En omdat het dit jaar Bruegeljaar is, brengt een nieuw uitgedachte wandeling hulde aan de schilder, en brengt hem tezelfdertijd dichter bij onze tijd.

In de 'Dwarse schuur' uit Lommel-Kattenbos krijg je Bruegel als landschapsschilder van de reeks 'De seizoenen'. Het rechtse schilderij is een reproductie van een echte Bruegel ('De oogst'). Van die seizoenen is er echter eentje verloren gegaan, er is een paneel van verloren gegaan, maar geen nood: tegenwoordig maken we installaties. In dit geval wil 'we' zeggen: 'Filip Jeuris', want die is verantwoordelijk voor de installatie 'The lost season', en zo is de schilderijenreeks weer volledig. Op het eerste gezicht toch: op het linkse schilderij staat het mannetje rechts met zijn smart phone foto's te nemen, en het koppeltje links kijkt op een laptop of tablet naar een foto die de man al gemaakt heeft. Het landschap zelf lijkt wel Bruegel ten voeten uit. Een grap moet kunnen, Bruegel was ook niet altijd de ernst zelve.


Een derde deel van de installatie 'The lost season' (Filip Jeuris)

Feesten komt bij Bruegel meermaals voor, maar hij had zeker ook oog voor het verschil tussen arm en rijk, tussen de vetten en de mageren. In het 'woonstalhuis' van Vorselaar zie je een reproductie van een ets van 'De keuken van de mageren' uit 1563. Rechts onderaan is te lezen 'Brueghel inventit 1563'. In deze keuken is Schraalhans meester: zelfs de honden rechtsonder zijn graatmager. Een kind heeft een pot over zijn hoofdje getrokken om hem toch maar zo goed mogelijk uit te likken, een vrouw met lege borsten geeft haar kindje een hoorn in de mond bij gebrek aan beters, de vijf volwassenen aan tafel moeten het weinige dat er is delen en natuurlijk ontstaat dan ruzie, en in de achtergrond wordt een behoorlijk corpulente man de deur uitgeduwd. Een magere bonenstaak zit aan het vuur een waarschijnlijk zeer dunne soep klaar te maken, miserie, miserie! En onder de ets staat te lezen: 'Daer magherman die pot roert is een arm ghasterije / dus Loop ick nae de vette Cuecken met herten blije'. Prachtige uitbeelding van de armoe is dit; goed dat Bokrijk dit laat zien: Bruegel is niet alleen feesten.


Daer magherman die pot roert (1563)

Bruegel heeft meermaals molens op het doek gezet, en een Bruegels zicht kun je hier zelf maken als je een fototoestel bij je hebt, of je kunt er gewoon van genieten als je naar de meelzolder van de standerdmolen van Mol-Millegem klimt: je steekt je hoofd, of je hoofd en je toestel door de kijkgaten, en in het laatste geval druk je af. Wat je dan ziet, zou inderdaad een zicht uit de tijd van Bruegel kunnen benaderen. Je kunt je dat in ieder geval inbeelden, dat is ook al iets.


'Bruegels landschap' vanaf de standerdmolen van Mol-Millegem

De strijd tussen Vasten en Vastenavond

Veel aandacht wordt besteed aan 'De tussen Vasten en Vastenavond' of, zoals het hier genoemd wordt 'De strijd tussen Carnaval en Vasten'. Op het 'Erf van Hoogstade', dat voor de gelegenheid het 'Plein der Zinnen' heet, zie je de opvoeringen van het in feite toch moralistische stuk 'Bravo! meneer Bruegel'. Het stuk opent met een voorstelling van het schilderij uit 1559: een dikke carnavalist wordt op een grote ton binnengereden, en van rechts komen de vromen hem tegemoet op een plat wagentje. Ze zijn allemaal graatmager, genieten niet van het leven, meer nog, ze bederven hun enige leven waar ze zeker van zijn door overdreven strengheid, ernst, onmenselijke moraal om het eeuwige leven, waar ze niet zeker van zijn, te verdienen. De corpulente mensen bederven net zo goed hun enige zekerheid door mateloos te genieten en zich zo naar de verdoemenis te helpen. 'In media virtus' toont Bruegel aan in een reeks van sketches, waarbij problemen die Bruegels tijd niet kan gekend hebben ook de revue passeren: klimaatopwarming, milieuvervuiling, een zwangere vis bevalt zoals een zoogdier van een lange sliert plastic! Ziekelijk seksueel gedraag gaat door de mangel: iemand loopt hitsig met een voorgebonden penis van meer dan een halve meter! Sommige ouders zullen wel iets uit te leggen gehad hebben, 's avonds voor het slapen gaan van hun kroost! De deugd wordt tenslotte toch gered: zij werd voorgesteld door een jonge, zwarte vrouw. Alleen blank zijn we dus niet meer. Ik moet er ook bij vertellen dat het stuk met veel overgave en enthousiasme gespeeld wordt, drive en dash zitten er zeker in. En veel humor, dat ook natuurlijk!


De Carnavalisten trekken ten strijde! Het zal duidelijk zijn dat ze behoorlijk karikaturaal voorgesteld worden.


De duivel die alles in het honderd doet lopen


De vromen, de pilaarbijters, gemijterd natuurlijk


Het gevecht in volle gang, met knots en zwaard


De vis die een sliert plastic zal baren

De Bruegelwandeling  sluit af in de bergschuur van Zuienkerke: het schilderij ligt er op de grond - de reproductie ervan, natuurlijk - en je kunt er gewoon over lopen of er met je scootmobiel over rijden: je maakt zelf deel uit van het werk, je bent een 21ste-eeuwer naar de 16de eeuw gakatapulteerd: je bent ook maar een mens, je bent ten slotte niet grondig veranderd! En zo kun je jezelf zien op de wand van de schuur: je ontsnapt niet zo makkelijk aan de 'condition humaine'!


Links de Carnavalisten, rechts de pilaarbijters


Nicole en ikzelf als 16de-eeuwers


De strijd tussen Vasten en Vastenavond, 1559, eikenhouten paneel, 118 x 164,2 cm

Uitermate interessant was 'De wereld van Bruegel'. Vermakelijk, maar niet alleen dat. Als je de kans hebt: naartoe gaan!

dinsdag 30 juli 2019

Sint-Truiden: de Keizerszaal

Nog een ander deel van de abdij is bewaard: dat uit de 18de eeuw. Het ligt rond een bebloemd binnenhof, en je vindt er onder andere de Keizerszaal, zo genoemd niet omdat een keizer daar zitting had, maar omdat het de ontvangstzaal van de abt was, en die verwelkomde nog wel eens hoge gasten. Welke keizer daar ook zijn opwachting heeft gemaakt, weet ik niet.

De zaal heeft muurschilderingen - die niet zo interessant zijn - en ook een plafondschildering die dat wel is. Ze is van de Italiaanse schilder G.A. Caldelli en stelt Jozef voor, die onderkoning van Egypte geworden is, en zijn vader en broers ontvangt, ondanks het feit dat die laatsten hem hadden weggepest. Deze classicistische schildering verwijst naar abt Joseph van Herck, die dit ambt bekleedde van 1751 tot 1780. Hij deed de Keizerszaal bouwen, en wilde er bij wijze van spreken zijn handtekening in achterlaten: ook clerici kunnen wel eens ijdel zijn.


G.A. Caldelli, Jozef ontvangt zijn vader en broers


Idem, detail

Het laatste museum dat ik in Sint-Truiden bezocht heb, heet 'De Mindere', en het is gewijd aan de minderbroeders , die na een verblijf van 800 jaar de stad hebben verlaten. De kerk, in een sobere barokstijl - een contradictio in terminis, ik weet het - is nu eigendom van de stad, en zal een andere bestemming krijgen. Voorlopig is ze ook niet te bezoeken, hoewel de mensen hier zeggen dat dit kerkinterieur het mooiste van Sint-Truiden is


Voorgevel van de Minderbroederskerk

Er is wel een tentoonstelling van waardevolle voorwerpen te bezichtigen, en daarvan vond ik de Genadestoel best merkwaardig. Dat is een afbeelding van de Heilige Drievuldigheid: God de Vader zit in zijn almacht ten troon, tussen zijn knieën krijg je een beeld van de gekruisigde Christus, en in de stralen boven de stoel is de Heilige Geest te zien. Het is eigenlijk een uitbeelding van 'Alle zegen komt van boven'


Genadestoel, Mechelen, onstreeks 1520

Na dit museum voelde ik dat ik genoeg met God en zijn heiligen bezig geweest was, ik meende eventjes op retraite geweest te zijn. Maar wat wil je, als de stad vol kerken staat, en je dat wel interesseert? De volgende dagen waren anders van inhoud, en al goed, vond ik bij mezelf. Je mag jezelf op vakantie ook in de wereld begeven, om het zo maar uit te drukken.

maandag 29 juli 2019

Borgloon: de doorkijkkerk

Zelfs als je een leek bent in Haspengouwse zaken, dan weet je (of de meesten toch) dat daar ergens in dat land een merkwaardig kerkje staat, een doorkijkkerk, zoals ze genoemd wordt. Daar ga ja dan naar op zoek, wat ook al een hele opdracht is, wat de bewegwijzering in dat deel van Limburg leert je je zenuwen de baas te blijven en op den duur blij te zijn met een klein vierkant, blauw bordje dat je eindelijk de juiste weg wijst. Zelfs in het vriendelijke Limburg is niet alles perfect, denk je dan.

Aan dat bordje moet je linksaf, en dan scootmobiel je er vanzelf naartoe. Als je er aankomt, stel je vast dat er nog meer mensen zijn die wensen dat de kerk echt transparant zou zijn: je bent er echt niet alleen. Die doorkijkkerk staat redelijk hoog, een vallei strekt zich beneden voor je uit, je ziet een eind ver, tot aan de volgende hoogte, en dat blijkt dan Wallonië te zijn, zonder twijfel Borgworm durf ik te veronderstellen, dat moet wel vlak tegen Borgloon liggen. En dat was in de middeleeuwen ongetwijfeld Nederlandstalig, Limburgs Diets moeten ze daar gesproken hebben. Tot het Frans (of Waals) iets meer naar het noorden kroop, 'borg', de eerste lettergreep van de plaatsnaam wegviel, 'worm' de klemtoon kreeg op de tweede lettergreep 'rm' zoals dat in het Frans gebruikelijk is, en 'waremme' werd. Dat Bart de Wever en Lieflijke Liesbeth dat eens rechttrekken: Natuurlijk moeten we dat terughebben! Maar ik waarschuw Di Rupo en Magnette natuurlijk wel. Vanaf die hoogte is het zeer duidelijk dat Vlaanderen en Wallonië erg van elkaar verschillen, dat we in een land met twee democratieën leven.

Als je alleen bent, praat je makkelijke tegen de andere bezoekers, je zegt hoe mooi dat hier is, en iemand die er meer vanaf weet, antwoordt: 'Ja, dit is het Toscane van Vlaanderen!' Gevat geformuleerd, ik begin maar niet over Florence en Siena, en over het weer, dat vooral grijs is: details mogen de pret niet bederven.


Het Toscane van Vlaanderen, of 'Twee democratieën, ook met verschillend groen!'

Maar het kerkje dus, want daar gaat het uiteindelijk om. Er staat een informatiebord vlakbij, en daar leer je heel wat van: het is gebouwd door 'Gijs Van Vaerenberg be' en dat is een architectenduo. Ze hebben het ding een zeer 
seculiere naam gegeven: 'Reading between the lines'. En op die manier lezen kan tot van alles leiden: transparantie en de Kerk, Waals-Vlaamse eenheid en verscheidenheid, Toscane erbij en internationalisme, de schoonheid van de natuur die door mensenhand nog uitgesprokener wordt: dit is meer dan een constructie van metaalplaten van meer dan 30 ton en 10 meter hoog! En om duidelijk te illustreren 'Geen rijker kroon dan eigen schoon': het gebouwtje heeft de vorm van een Loons kerkje.


De schoonheid van de Loonse of Limburgse natuur


in schijfjes duidelijk gemaakt


Borgloons landschap met aan de einder Wallonië

Het informatiebord vermeldt ook: '... het landschap blijft altijd zichtbaar doorheen de kerk, zowel van op afstand als van dichtbij. De kerk is hierdoor wel aanwezig, maar ook afwezig in het landschap'. Vervang 'landschap' door 'maatschappij', en je hebt mogelijk weer een metafoor.

Sint-Truiden: de Onze-Lieve-Vrouwekerk

De hoofdkerk van Sint-Truiden staat op de Grote Markt, zoals het een hoofdkerk betaamt, zou ik zeggen. Het is een gotisch gebouw met een neogotische toren, die overigens gebouwd werd door Lodewijk Roelandt, de man van de Academiezaal. Roelandt was een zeer gezien architect in onze negentiende eeuw, maar zijn Truiense toren zegt me niet veel.

Boven de ingang van het hoogkoor hangt een muurschildering: 'Het laatste oordeel', geschilderd door Johannes van den Eenheu, ook 'Van den Eynde' genoemd. Het werk dateert uit 1626, en gaat terug op een 'Laatste oordeel' van Christoff Schwarz uit 1560, waarvan Johann Sadeler twintig jaar later weer een gravure gemaakt heeft. (Duitsers zijn die twee kunstenaars) Die gravure was het voorbeeld van de muurschildering in Sint-Truiden. De stijl van dit stichtende werk is barok, de boodschap traditioneel: aan de linkerkant (zowel onderaan als iets erboven) worden de zaligen door engelen in de hemelen verwelkomd, aan de rechterkant hakken duivels en duiveltjes lustig en vrolijk op de verdoemden in. Elke kerkganger werd plastisch duidelijk gemaakt wat het resultaat van een brave of losbandige levenswijze was. De kerk heeft nooit veel scrupules gehad om de mensen de nodige angst in te boezemen: dat houdt ze op hun plaats, en het heeft nog behoorlijk lang gewerkt ook.

Het kruis dat onder de muurschildering hangt, is een gepolychromeerd werk uit de zestiende eeuw; een triomfkruis wordt het genoemd.


Johannes van den Eenheu, Het Laatste Oordeel / Triomfkruis

De kerk is ook een aantal mooie beelden rijk. Aan de rechterkant staan drie heilige vrouwen: de Heilige Apolonia, de Heilige Margaretha van Antiochië, en tussen deze twee 'Onze-Lieve-Vrouw met de kersen (op maansikkel)'. Het is niet verwonderlijk dat er in de fruitstreek een Madonna met de kersen staat: zij was allicht de beschermvrouwe van kersen, appelen en peren. Ze wordt dan ook Onze-Lieve-Vrouw van Haspengouw genoemd. Tegenwoordig moet ze er alleen nog voor zorgen dat de Russen de Limburgse peren weer tegen een goede prijs willen afnemen: ze moet maar eens met haar orthodoxe evenknie gaan praten!
Dit beeld komt uit het einde van de 14de eeuw, gotisch is het dus, en dat is ook te zien aan de plooival van haar jurk; haar gezicht doet dan weer eerder romaans aan: veel expressie zit er niet in.


Onze-Lieve-Vrouw met de kersen

Als je nu eens een eigenaardig beeld wil zien, zoek dan 'Onze-Lieve-Vrouw met de inktpot'. Ik heb nooit geweten dat Maria of Christus konden lezen en schrijven, laat staat dat ze in hun dagelijkse leven een inktpot nodig hadden. Het gaat om een legende natuurlijk, en ze is uit Gent afkomstig. Er zijn nogal wat versies van: het verhaal speelt zich af ten tijde van Jacob van Artevelde, of in de rederijkerstijd. Het gaat om iemand die een poëziewedstrijd wil winnen, maar die niet weet waarover te schrijven en te rijmen. Er wordt hartstochtelijk en vurig tot Onze-Lieve-Vrouw gebeden, tijdens de nacht verschijnt zij met het kind Jezus, die een inktpot op tafel zet. Ingeblazen met goddelijke inspiratie pleegtt de poëet het winnende gedicht, en hij bereikt dus wat hij wilde. Waar die heiligen zich indertijd nog niet mee bezig moesten houden! Maar zoals de Italianen zeggen: si non è vero, è ben' trovato!' Dit beeld wordt als laatgotisch beschreven, ook einde 14de eeuw dus, circa 1390 om precies te zijn, maar wat een verschil met het vorige: de plooival is gewoon meesterlijk, de gezichten stralen zachtheid uit!


Onze-Lieve-Vrouw met de inktpot

De Sint-Anna-te-Drieën dateert van omstreeks 1500: het lijkt me een eerder statisch beeld te zijn. Het komt uit de jaren 1460-1470, en is het werk van een kunstenaar met een noodnaam: de ontwerper is de 'Meester van de Pijpplooien. In de klederen van Maria en de kleine Jezus zit weinig beweging en leven, en de gezichten vertonen ook weinig expressie. In een aantal van die beelden komt steeds dezelfde uitbeelding terug, wat mij doet veronderstellen dat de beeldhouwers ervan niet de grootste kunstenaars waren.
Mogelijk gaat het hier om lieden die hun eigen streek niet echt overstegen.


Sint-Anna-te-Drieën

Een beeld waarvan ik aanvankelijk dacht dat het een 'Christus op de koude steen' was, bleek bij nader toezien 'Job overdekt met zweren' te zijn. Hij schijnt hulpeloos naar zijn linkerarm te kijken, waarvan de hand overigens ontbreekt. Oneindig bedroefd ziet hij eruit, en hij heeft redenen te over: na al het onheil dat hem overkomen is, is hij ook nog eens bedekt met grote zweren, hij schijnt zonder meer te midden van drek en vuilnis te zitten, in zak en as, zoals dat in het verhaal genoemd wordt. Een perfecte weergave van het begrip 'deerniswekkend' is dit beeld, dat uit 1520-1530 komt. Die ontbrekende arm is waarschijnlijk verloren gegaan bij de instorting van de grote toren in 1668.


Job overdekt met zweren

De muurschildering waarschuwde de gelovigen om braaf, fatsoenlijk en als  ware christenen te leven, want anders was de afloop in het hiernamaals verschrikkelijk. Maar er waren bemiddelaars: Maria, de Heilige Familie, en stichtende voorbeelden zoals Job, wiens trouw aan het geloof beloond werd met meer dan al wat hij verloren had. Die straffende God kon kennelijk ook barmhartig zijn, en dat gaf hoop.

woensdag 24 juli 2019

Sint-Truiden: de abdijtoren

Van de benedictijnerabdij in Sint-Truiden blijft helaas niet meer zoveel over: de crypte en de elfde-eeuwse toren, dat is het zowat. Maar die toren kun je wel beklimmen, ook weer dankzij die Trudopas. Voor je de trap en de treden opgaat, neem je het bouwwerk eens goed in je op: ruw en indrukwekkend ziet het er uit, uit lang vervlogen tijden lijkt het te komen. The Empire State Building ziet er iets anders uit, dat wel. En dan dat bouwsel in Dubai: alsof de Toren van Babel geen grandioze mislukking was. We leren nooit bij!


De abdijtoren: 11de-eeuws bouwwerk.

In Sint-Truiden hebben ze een ijzeren trap aangebracht, met af en toe rustpunten. Ik wil echter mijn conditie testen en zal helemaal boven wel rusten als ik het schitterende panorama in ogenschouw neem. Ondertussen zie ik het licht boven mij, en stel vast dat er verscheidene wegen naar het licht zijn, symbolische en andere.


Het licht lokt


Zijaanzicht

Sinds de elfde eeuw is er af en toe wat veranderd aan deze toren, af en toe wat bijgebouwd bijvoorbeeld. De barokke poort uit 1655 geeft uit op het archeologische kerkveld.


De barokke poort uit 1655

En dan de bekroning! 196 treden heb ik onder me gelaten, op 37,76 m hoogte sta ik: ik ben eventjes trots op mezelf, weer een klein explootje geleverd. Het zicht is bijna letterlijk vijftig tinten grijs: links zie je de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, in het midden de kerk van de minderbroeders (ontwijd, en nu eigendom van de stad) en rechts de interessante toren van het stadhuis. En het grijze uitspansel natuurlijk!


Zicht op het grijze Sint-Truiden

Na de uitgeregende vrijdagnamiddag van gisteren, en de grijze zaterdag van vandaag, is er een troost: de kleuren van Sint-Truiden zijn geel-blauw. De voetballers worden 'de kanaries' genoemd: steeds vrolijk zingend en trillend. Als het regent iets minder, maar je kunt niet alles hebben in het leven!

dinsdag 23 juli 2019

Sint-Truiden: het kerkje van Guvelingen

Sint-Truiden zit echt niet verlegen om kerken: in het centrum zijn ze best talrijk, maar ook aan de rand van de stad vind je er. Een voorbeeld daarvan is het kerkje van Guvelingen, het Heilig Kruiskerkje. Je kunt in de toeristische informatie lezen dat het een gebouw is uit de 12de eeuw, maar volgens het bord bij de kerk dateert ze uit de eerste helft van de 17de eeuw: dan weet ik het natuurlijk ook niet meer. Het is wel zo dat het gebouw romaanse en gotische kenmerken vertoont. Maar het gebouw doet mij in ieder geval duidelijk romaans aan.


Guvelingen, Heilig Kruis Kerk, 12de of 17de eeuw

Je ziet zowel spitsboogramen als rondboogramen, en in de 'Inventaris van het Onroerend Erfgoed' wordt ze een 'kleine, romaanse kruisbasiliek uit de eerste helft van de 12de eeuw' genoemd, en dat neem ik als correct aan: mijn foto's van het interieur doen mij niet aan de 17de eeuw denken. Tot het meubilair hoort een laatgotisch, eiken triomfkruis, op de zogenaamde Apostelenbalk. Het hangt net onder een lichte spitsboog, en zo zijn ook de bogen zijn tussen de massieve zuilen.


Laatgotische, lichte spitsbogen

Het klokzeel hangt voor de oostelijke muur, en die heeft dan weer mooie rondbogen: kennelijk was het te moeilijk om daar spitsbogen van te maken.


Klokzeel met twee rondbogen

Veel licht dringt de kerk niet binnen: de ramen zijn niet groot, en hebben weer rondbogen


Spaarzaam licht, en rondbogen

Voor het interieur is alleen mergelsteen gebruikt, natuursteen zoals voor het 12de-eeuwse kerkje van Erpekom dat in Bokrijk staat. Zo ook voor het altaar: niet zo groot is het, maar wel massief, van zware steen.


Altaar uit mergelsteen

Oud en authentiek lijkt me dit kerkje: voor mij genoeg om het waardevol te vinden.