'Wat mijn werk in het algemeen aangaat is mijn betrachten om alles zo sterk mogelijk uit te drukken, niet een stukje natuur nabootsen, maar van ieder schilderij bijna een synthese te geven. Daarvoor is in de eerste plaats nodig een sterke bouw te bekomen, simpel en constructief, geen kleine details, van alles het essentiële over te houden. Op die manier krijgt het werk meer diepte en kracht dan dat van gelijk welke andere richting.'
Dat maakt hij in de 'Vrouw van Spakenburg' inderdaad wel waar: de achtergrond is zeer bijkomstig, alleen een bruggetje is herkenbaar, de vrouw vult nadrukkelijk heel het doek. Daarbij gaat het niet om haar portret - haar gezicht doet er ook niet zo veel toe - maar om de kracht van die vrouw: ze lijkt een soort van reuzin in een grote blauwe rok. Het maakt wel indruk.
Een schilderij dat ik al lang kende, is de 'Boom in bloei' van Frits van den Berghe: een reproductie hing in mijn middelbareschooltijd in een gang van het Atheneum, vlak bij het tekenlokaal. Maar hoe gaat dat als je leerling bent, je weet het wel hangen, maar je bekijkt het nooit grondig, want je moet voor de volgende lees weer naar een andere klas, en op die leeftijd zijn er veel andere interessante dingen. Een ruiker bloemen, dat is het, meen je. Nu, in de Fabiolazaal herkende ik het meteen, hoewel ik aanvankelijk dacht dat het om een Ensor ging. Niet natuurlijk, maar het heeft toch veel ensoriaans: uit een dikke stam komen op het eerste gezicht bloemen tevoorschijn, maar als je dan echt eens goed kijkt, zie je totaal iets anders. Het blijken allerlei figuren te zijn, lelijke tronies, een harlekijn, een hologig spook, niet echt aantrekkelijke vrouwen, een eenoog, een baardmens die je 's nachts ook liever niet tegenkomt: Ensor is niet ver uit de buurt. Volgens de bezoekersgids krijgt Van den Berghe vanaf 1928 veel belangstelling voor de psychoanalyse, hij schildert voorstellingen van obsessies en angstpsychoses en 'dat mondt uit in een persoonlijk surrealisme'. Nauwkeurig dit raadselachtige doek bestuderen is zeer de moeite waard.
Frits van den Berghe, Boom in bloei, 1930
Nog zo iets bevreemdends is een werk van Edard Tytgat: 'De beeldhouwer vereeuwigt zijn liefdes'. Het zijn er nogal wat, en het eigenaardige is dat al die liefdes standbeelden zijn geworden: dat is inderdaad ook een vorm van eeuwigheid. De bezoekersgids weet weer raad: het schilderij verwijst naar de antieke beeldhouwer Pygmalion die een zo mooi vrouwenbeeld maakte dat hij er verliefd op werd. De godin Venus, door medelijden bewogen, maakte het beeld levend. Tytgat doet hier het omgekeerde: die stenen beelden mogen dan wel eeuwig zijn, echt leven doen ze niet meer. Tytgat speelde wel eens meer met mythen uit de Oudheid: het zeilscheepje rechts boven verwijst ook naar die tijd.
Als je de 'Noordzee' van Jean Brusselmans vergelijkt met de marines van Permeke, dan lijkt het over twee totaal verschillende zaken te gaan. De voorgrond doet zelfs aan een veld denken, maar de zwarte rook van een stoomboot vertelt iets anders; je kunt overigens nog twee scheepjes op het doek herkennen. Ik vind het wel een goed werk: een derde zee, twee derden, de zee verticaal, de wolken eerder horizontaal. Brusselmans suggereert rechts een regenbui, witte wolken contrasteren met plukken grijze hemel, en de zee zelf schemert nogal groen door: zoals het hoort bij de Noordzee. Ik hou er wel van, van dit werk.
Jean Brusselmans, Noordzee, 1939
Die 'Rondom Permeke' in Antwerpen laat zien dat Permeke misschien de onbetwiste meester was, maar dat anderen het expressionisme op hun eigen manier waarmaakten, of ervan weg evolueerden. En die tijd heeft veel schilderijen opgeleverd die echt wel de moeite waard zijn en blijven.
'Rondom Permeke': 'vaut le détour' zegt de Michelingids in dat geval. Zelfs meer: 'vaut le voyage', ten minste, als je de trip naar Antwerpen een reis mag noemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten