Het Louvre-Lens
Dat licht treft je ook als de eerste permanente tentoonstelling binnengaat: in een grote, uitnodigende galerij kun je 'La galérie du temps' gaan bekijken. Zeer hoog is die ruimte niet, maar wel behoorlijk lang, en het is ongelooflijk wat er allemaal binnenstaat.
Uitnodigende entree
Die eerste permanente opstelling - om de vijf jaar komt er een andere, en elke tentoonstelling wordt geregeld een beetje gewijzigd - heet dus 'La galérie du temps': ze begint in omstreeks 3.500 jaar v.C., bij het ontstaan van het schrift, en duurt tot 1850 van onze jaartelling, de tijd toen de mijnbouw en de industrialisering in dit deel van 'le Nord' tot ontwikkeling kwamen. Dat beslaat een duizelingwekkende periode van bijna 5,5 millennia!
Het eerste artefact dat mij treft, is een Sumerisch kleitablet van 3.500 v.C.: het is nog niet in echt spijkerschrift 'geschreven', maar de eerste sporen ervan zijn wel al op te vinden: in het vakje links van het midden. Cijfers werden er kennelijk ingedrukt (de rondjes en andere uithollinkjes) en het bericht was ook nog erg pictografisch, maar je staat er bij het allereerste begin van het schrift. Ik kan daar gewoon ontroerd van geraken: zomaar een van de allereerste uitingen van schriftelijke beschaving staan te bekijken!
Sumerisch kleitablet, 3.500 v.C.
Het echte spijkerschrift komt er pas driehonderd jaar later, en dat kun je dan weer zien op een volgeschreven tablet: het zou een brief zijn van een moeder aan haar zoon. Het spijkerschrift is overigens in 1802 door Georg Friedrich Grotefend ontcijferd.
Brief in spijkerschrift
Van zowat duizend jaar later is een beeld van Gudea, prins van de staat Lagasj, ook in Mesopotamië, in het huidige Irak. Heel groot is het niet, zo'n 70 cm, maar de vorst is met de verschuldigde eerbied en statigheid gebeeldhouwd: hij bekleedde dan ook ongeveer alle functies tegelijk. Zo'n prins was opperbevelhebber, hoofd van justitie en leider van de openbare werken. Bovendien - niet het onbelangrijkste - was hij de bemiddelaar tussen de goddelijke wereld en die van de mensen. Je steekt wat op, in zo' museum!
Gudea, prins van Lagasj, omstreeks 2120 v.C.
Na het Midden-Oosten zie je voorwerpen en beelden uit de Egyptische beschaving, onder andere vier zogenaamde 'canopen' of 'canopische vazen': dat zijn recipiënten waarin de Egyptenaren de ingewanden van hun doden bewaarden. In dit geval zijn prijken op de deksels koppen van de vier kinderen van de god Horus: het zal bekend zijn dat in faraonische tijden zeer veel zorg aan de afgestorvenen en hun leven in hun hiernamaals werd besteed, aan de belangrijksten onder hen althans. Die canopen zijn dan ook redelijk groot, en met de nodige eerbied versierd, met uiteraard een godenkop erbovenop.
Vier canopen
Zo kom je heel langzamerhand iets dichter bij het begin van onze tijdrekening; hoewel, het is nog wel een eindje. Uit de periode van het Egyptische 'Nieuwe Rijk', een grote bloeiperiode, komt een eerder klein beeld van Tui, priesteres van de godin Min, godin van de vruchtbaarheid. Het is gemaakt van Afrikaans zwarthout en boterboomhout, en dat 'Afrikaans' is niet onbelangrijk: dat Nieuwe Rijk kende een grote expansie, en heel Nubië werd toen ingelijfd. Natuurlijk kwamen er dan ook nieuwe grondstoffen. En zoals blijkt werden er mooie en geraffineerde beelden van gemaakt: dat gezicht, die houding, dat haar...
Tui, priesteres van Min, godin van de vruchtbaarheid - rond 1400-1350 v.C.
In de 'Galérie du temps' heb ik nu een derde van de tijd afgelegd: Europa komt eraan. En dat heeft ook heel wat te bieden!
1 opmerking:
zeer mooi en uiterst leerrijk,
gerardno
Een reactie posten