De Tunhoutse sp.a-afdeling respecteert zichzelf en de traditie en bouwt zoals het hoort elk jaar een nieuwjaarsreceptie: ze doet dat merkwaardigerwijs steevast op de eerste vrijdag van februari, wanneer het jaar al een beetje leeftijd heeft, en alcoholcontroles niet meer zo 'hot' zijn, zou iemand met een slecht karakter kunnen vermoeden. Het was een leuke receptie dit jaar: we zitten in de coalitie, kunnen iets meer doen dan beleefd oppositie voeren, weten iets beter hoe de zaken in de lokale cenakels van de macht (oep de mert) erbij staan en lopen, kortom de sfeer druipt niet van pessimisme en gevoelens van onmacht.
Een aantal leden werd ook gevierd voor 10, 25 of meer jaren, of bijna levenslang lidmaatschap. Die laatste categorie telde drie mensen met bijzondere verdienste: Jeanne Adriaensen, Paul Huybrechts (haar echtgenoot) en Swa Van Gael. Zij kregen na de proclamatie nog een extra applaus voor hen alleen: terechte en algemene appreciatie van de afdeling. En een deel van de harmonie bezette een strategische plaats van de zaal en speelde een tijd tot nut en vermaak van 't algemeen. Terzijde: ik heb het nogal voor fanfare- of harmoniemuziek: zoals koper kan klateren en mensen opgewekt kan maken! Maar daar gaat het nu niet over.
Het miniconcert begint en eindigt natuurlijk met de obligate 'Internationale', en ik wil met 'obligaat' geen zweem van negatieve connotatie uitdrukken. Wel integendeel: een strijdlied wordt het altijd genoemd, en dat is het ook, maar wat een feestelijke intro van de trompet! Aandacht is onmiddellijk getrokken en de sfeer vanaf de eerste noten trefzeker vastgelegd: of je wil of niet, de melodie neemt je meteen vast, neemt je meteen mee.
Heroïek zoals hij niet meer uitgebeeld wordt
Zo was dat ook bij mijn grootvader, 'Bompa', zoals wij hem in de jaren vijftig en later noemden. (Opa is in Vlaanderen pas veel later uitgevonden, dat wil zeggen van Nederland overgenomen). Bompa had een in die tijd een kruidenierszaak vlak bij de Hollandse Schuif, fruit en 'legummen' verkocht hij. Vader vertelde me dat Bompa op de eerste mei steevast in zijn winkeldeur ging staan om de stoet te zien passeren, en als de harmonie met de 'Internationale' voorbijkwam, biggelden de tranen over zijn wangen: zo diep zat het bij hem. In de periode voor en na de Tweede Wereldoorlog moet dat geweest zijn: ik heb het zelf nooit gezien of meegemaakt, ik was nog te klein.
De Hollandse Schuif voor de Tweede Wereldoorlog
Ik zit dat verhaal op de receptie tegen een vriendin-medesos te vertellen, en zowaar zomaar krijg ik een krop in de keel en mijn stem verdrinkt: mort subite de ma voix. Bij mij zit er ook iets zeer diep: de genen van Bompa.
Overigens heb ik het verhaaltje tot een goed einde gebracht.
maandag 8 februari 2010
donderdag 4 februari 2010
Zegswijzen en plastiek in dialect
Overvloedige kermis
Kurken ziel?
Je kunt best heel je beroepsleven overtuigd leraar Nederlands zijn geweest, van het Nederlands houden en het meer praten dan je dialect, maar de liefde voor je echte moedertaal, in mijn geval Turnhouts, verdwijnt natuurlijk nooit. Waarom zou het ook: je moet je eigen wortels niet verloochenen.
Vriend Vic en ik gaan geregeld zwemmen, iets aan de gezondheid doen zoals dat heet, en nadien gaan we in alle eer, deugd en fatsoen voor de 'après-nage': je moet ook niet meteen overdrijven. Rozenbottelthee, cappuccino's en twee trippels maken het dan weer goed. En we praten dan over maatschappelijk belangwekkende dingen, dat wil zeggen: over wat ons bezighoudt. Af en toe duikt er dan een zegswijze in het dialect op: onze jeugd steekt dan weer eventjes de kop op. Leve de nostalgie! Zo bijvoorbeeld wanneer van een stoel opstaan iets moeilijker blijkt te zijn dan toen we twintig jaar waren. 'M'n arm benen, en me jonk lijf,/ nooit gewerkt en toch stijf!' verzuchten we dan. 'Nooit gewerkt': we hebben allebei een carrière in het onderwijs achter de rug. Zelfkennis is het begin van de wijsheid.
Of als je je niets aantrekt van wat iemand anders over iets zou kunnen denken: 'Dat ie denkt dat ie (ervan) zweet, dan heeft ie het warm': voorbeeldige mix van onverschilligheid en toch enige mate van bezorgdheid om iemands lichamelijk welbehagen.
Vic bracht een zegswijze van zijn grootmoeder in het gesprek: over eigendunk en te grote ego's hadden we het. Die oma, Rosalie van Oirschot (ong. 1890 - ong. 1965, van oorsprong Antwerpse, tijdgenote van mijn eigen grootvader), placht dan te zeggen: 'Een groot gedacht en een kurken ziel, en ge drijft boven'. Prachtig beeld: laconiek ontnuchterend en humoristisch tezelfdertijd, uitleg overbodig.
Het mooiste dat ik ooit gehoord heb, was een uitspraak van mijn eigen vader. Eind 1984, begin 1985 is dat geweest, dat weet ik heel zeker. Moeder, die haar laatste zeventien in een rolstoel had gezeten, was pas overleden, en vader zat met een aantal zaken die hij niet meer nodig had en die in de weg stonden. Die rolstoel heeft hij aan iemand uit de buurt gegeven. Hij vertelde hoe die man gereageerd had: zeer blij en opgetogen. Hij gebruikte toen een uitdrukking die ik nog nooit gehoord had: ik was 37 en taal was toch altijd mijn bijzondere interesse geweest. Ik weet nog heel precies hoe ik na zijn uitspraak vroeg: 'Wa segde gè naa?' Hij herhaalde wat hij gezegd had: ' 't Was kermis aan alle hoeken van ze gat!' Alsof Brueghel 400 jaar later nog eens iets zei! Zoek eens een gelijkaardige, even sterke zegswijze in ons beschaafd: ik zou ze niet kennen.
Maar dat zegt waarschijnlijk meer over mezelf dan over het Algemeen Nederlands. Hoewel: met authentiek dialect gaat helaas ook een cultuur verloren.
Kurken ziel?
Je kunt best heel je beroepsleven overtuigd leraar Nederlands zijn geweest, van het Nederlands houden en het meer praten dan je dialect, maar de liefde voor je echte moedertaal, in mijn geval Turnhouts, verdwijnt natuurlijk nooit. Waarom zou het ook: je moet je eigen wortels niet verloochenen.
Vriend Vic en ik gaan geregeld zwemmen, iets aan de gezondheid doen zoals dat heet, en nadien gaan we in alle eer, deugd en fatsoen voor de 'après-nage': je moet ook niet meteen overdrijven. Rozenbottelthee, cappuccino's en twee trippels maken het dan weer goed. En we praten dan over maatschappelijk belangwekkende dingen, dat wil zeggen: over wat ons bezighoudt. Af en toe duikt er dan een zegswijze in het dialect op: onze jeugd steekt dan weer eventjes de kop op. Leve de nostalgie! Zo bijvoorbeeld wanneer van een stoel opstaan iets moeilijker blijkt te zijn dan toen we twintig jaar waren. 'M'n arm benen, en me jonk lijf,/ nooit gewerkt en toch stijf!' verzuchten we dan. 'Nooit gewerkt': we hebben allebei een carrière in het onderwijs achter de rug. Zelfkennis is het begin van de wijsheid.
Of als je je niets aantrekt van wat iemand anders over iets zou kunnen denken: 'Dat ie denkt dat ie (ervan) zweet, dan heeft ie het warm': voorbeeldige mix van onverschilligheid en toch enige mate van bezorgdheid om iemands lichamelijk welbehagen.
Vic bracht een zegswijze van zijn grootmoeder in het gesprek: over eigendunk en te grote ego's hadden we het. Die oma, Rosalie van Oirschot (ong. 1890 - ong. 1965, van oorsprong Antwerpse, tijdgenote van mijn eigen grootvader), placht dan te zeggen: 'Een groot gedacht en een kurken ziel, en ge drijft boven'. Prachtig beeld: laconiek ontnuchterend en humoristisch tezelfdertijd, uitleg overbodig.
Het mooiste dat ik ooit gehoord heb, was een uitspraak van mijn eigen vader. Eind 1984, begin 1985 is dat geweest, dat weet ik heel zeker. Moeder, die haar laatste zeventien in een rolstoel had gezeten, was pas overleden, en vader zat met een aantal zaken die hij niet meer nodig had en die in de weg stonden. Die rolstoel heeft hij aan iemand uit de buurt gegeven. Hij vertelde hoe die man gereageerd had: zeer blij en opgetogen. Hij gebruikte toen een uitdrukking die ik nog nooit gehoord had: ik was 37 en taal was toch altijd mijn bijzondere interesse geweest. Ik weet nog heel precies hoe ik na zijn uitspraak vroeg: 'Wa segde gè naa?' Hij herhaalde wat hij gezegd had: ' 't Was kermis aan alle hoeken van ze gat!' Alsof Brueghel 400 jaar later nog eens iets zei! Zoek eens een gelijkaardige, even sterke zegswijze in ons beschaafd: ik zou ze niet kennen.
Maar dat zegt waarschijnlijk meer over mezelf dan over het Algemeen Nederlands. Hoewel: met authentiek dialect gaat helaas ook een cultuur verloren.
zondag 17 januari 2010
Een kraai bij Siena

Stuntelende elegantie van een kraai
Af en toe gebeurt het me dat ik voor een of andere gelegenheid een zogenaamd toepasselijk gedicht moet zoeken, en zo stootte ik op een van mijn zoektochten op 'Een kraai bij Siena', van de Nederlandse dichter/schrijver Willem van Toorn. Ik moet eerlijk toegeven dat ik van de man nauwelijks of niet gehoord had: shame on me, vergogna su di me! Dat Italiaans komt uit mijn lessen in die taal die ik al een paar jaren volg in het ook al 'zogenaamde' CVO: Centrum voor Volwassenenonderwijs. Vroeger heette dat gewoon 'avondschool', maar de vooruitgang van de beschaving kent in Vlaanderen geen grenzen meer, en je kunt die cursussen ook overdag volgen, dus nu 'CVO'. En ook: er is veel meer papieren bewijs van het gegeven en gevolgde onderwijs. Wie zal ons tegenhouden als wij omhoog schieten in de vaart der volkeren?
'De kraai' van Van Toorn is duidelijk een geval van 'serendipity': vinden wat je niet zoekt. Kraaien zijn niet echt mijn lievelingsvogels, maar de plaatsnaam 'Siena' doet bij mij altijd een belletje rinkelen: ik vind dat de mooiste stad van Italië, ben er een vijftal keren geweest, ze maakt steeds weer echt veel indruk op me, dus: Siena per sempre! Eerlijkheidshalve moet ik erbij zeggen dat ik geen tien Italiaanse steden echt goed ken, maar dat terzijde.
'Een kraai bij Siena'
Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena:een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onder af,
met die averechtse vleugels.
Door de kijker zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
van de zwaluwen - hij blijft een aardse
zitter, die heeft gedacht:
waarom zij wel verdomme? En is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.
Hoe zich deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.
Het gedicht is bijna een shakespearesonnet, maar het heeft 16 verzen in plaats van 14 en het rijmschema klopt ook niet. Dat is echter totaal onbelangrijk, dat commentaar is een sprekend voorbeeld van schoolfrikkerij. Voor de laatste twee verzen zou je veel dichtsels cadeau doen, toch? Dat is belangrijk: veertien verzen metafoor en dan een beetje kwansuis zo'n verrassende conclusie! Als dat niet sterk is.
Toemaatje: Van Toorn heeft het over een verkreukelde zwarte lap die het toch maar lapt. Dat doet me denken aan de kievit, die in het Engels 'lapwing' heet. Hoe mooi trefzeker taal kan zijn.
zaterdag 16 januari 2010
Pellegerek, pulferkas en zuut brood

Allerlei 'zuut' brood
Eergisteren ga ik bij Bakkerij Melis (tegenwoordig Govaert, de zaak is overgenomen) twee stokbroden bestellen, want de dag daarop krijg ik twee vrienden te eten: we zullen ons overgeven aan mosselen. Jumbo's heten die, maar vliegen is er 'nederigerwijze' niet bij. Ik sta voor de etalage en zie daar ook 'pain à la grecque' liggen. Tiens, denk ik, maken ze dat nog? Da's lang geleden! Blijkt naderhand dat Bakkerij Melis de enige is in Turnhout die dat 'pain' nog maakt en verkoopt. 'Huis van vertrouwen' noemt mijn tandarts/oud-leerling de zaak een dag later. Want dan ga ik die stokbroden halen, en koop er meteen, als nagerecht na de mosselen een portie 'pain à la grecque' bij. Ik vraag meteen aan de bakkerin of zij weet hoe dat 'pain' in het Turnhouts heet. Neen, natuurlijk niet: ze is maar vijfentwintig jaar. 'Pellegerek', antwoord ik dan weer. Klemtoon op de eerste lettergreep, dan twee stomme 'ees', en tenslotte een scherpe 'e', zoals in 'grecque'. Ik hoor het vader nog zeggen. 'Ik wist in het begin hier ook niet wat 'e klaai zuut' was, dat komen echt oude mensen nog wel eens kopen' vertelt ze. Nu weet ze dat het over 'een klein grof' gaat. En inderdaad, 'e zuut' was vroeger een grof brood, 'gesnejje of nie'. Dat zat bij mij ook ver in het achterhoofd, maar ik heb het heel vroeger geregeld gehoord, en zelfs gekocht, als moeder me naar 'dem bekker' stuurde.
's Avonds, bij de jumbo's, vertel ik een en ander aan mijn vrienden, die ook best een woordje Turnhouts kennen. Zij hebben mij een tijdje gelden de herkomst van het woord 'pulferkas' uitgelegd: ik kon maar niet denken hoe dat gerecht aan zijn naam gekomen was. 'Simpel,' zegt Herman, 'dat komt van 'poule fricassée'. Een ander voorbeeld van fonetisch zeer oordeelkundig vermassacreerd Frans. 'Vermassacreren' staat wel in Van Dale, maar de betekenis 'vernielen' wordt als gewestelijk afgedaan: in Nederland kom je er niet ver mee, vrees ik. Onze pulferkas is dus kippenfricassee; we eten ook wel eens kalfsfricassee hier ter stede, maar die heet ook gewoon 'pulferkas'. Soms maakt men hier het onderscheid niet tussen 'e kieke' en 'e kalf'. Als 't maar lekker is, denken we. En geef toe: als scheldwoorden zijn 'kieke' en kalf' redelijk verwant.
We zullen eens gaan zien

Harry Mulisch gaat ook eens zien
Een Nederlandse vriend verbaasde zich herhaaldelijk over de Turnhoutse uitdrukking 'we zullen eens gaan zien'. Grappig vond hij die manier van zeggen, alsof je met je ogen open niet altijd 'ziet', alsof je de bewuste beslissing kunt nemen: vanaf nu ga ik zien'. Zeer raar vond ie dat, hij moest er steevast mee lachen. De woorden zijn best goed en eenvoudig Nederlands, en hijzelf kent zijn taal uitstekend, maar voor de combinatie van deze simpele staaltjes woordenschat, daar had hij geen spontaan begrip voor. Hij verstond niet wat wij bedoelden, hij hoorde perfect Nederlandse brokjes moerstaal, maar ze gingen aanvankelijk zijn petje te boven. Mogelijk was dat een frustratie voor hem? Maar hij vond het wel grappig, dat wel.
Nu heeft die uitdrukking met visueel waarnemen ook helemaal niets te maken. 'We zullen eens gaan zien' betekent dat men aanstalten maakt om te vertrekken, om een gezelschap te verlaten, om elders naartoe te gaan. Ik heb onlangs in de Dikke Van Dale heel het lemma 'zien' eens doorgeploegd, en inderdaad, 'zien' in de betekenis van 'vertrekken, weggaan' is Van Dale niet bekend: ons dialect is hier iets te origineel. Je kunt de uitdrukking nog versterken door te zeggen: 'we zullen eens met de kleine gaan zien'. Dan wordt ze bijna hilarisch: er komt natuurlijk geen baby of kind aan te pas. Met 'de kleine' bedoelen we dan dat we binnenkort, een beetje langzamerhand willen vertrekken.
Voor buitenstaanders, niet-ingewijden wordt de zaak dan best ingewikkeld. Alle begrip dus voor de Nederlandse vriend. Overigens begrijpt hij de uitdrukking ondertussen al lang: hij heeft het probleem overwonnen, hij is de kwestie anders gaan 'zien'.
Slot: ik ben er niet zeker van of mijn kinderen, die in het Nederlands opgevoed zijn, de uitdrukking nog wel kennen. Sic transit gloria mundi. Mundi: als de wereld niet groter is dan dit stadje in de Kempen.
zondag 27 december 2009
Koen de Cauter: 'Erbarme dich' - Ootmoed - Deemoed

Poëtisch muzikant en rebels anarchist

Nancy Smets: Ootmoed
In 'Het Vrije woord', het tijdschrift van de Humanistisch Vrijzinnige vereniging (jaargang 54, nr. 4) stoot ik op een 'Gesprek met Koen de Cauter' die in de inleiding getypeerd wordt als 'een poëtische muzikant in hart en nieren', maar ook als een 'rebelse anarchist die zijn kritiek op de samenleving niet spaart'. Nu is de Cauter niet de wereldberoemdste artiest in Vlaanderen, maar ik heb hem ooit zien optreden: bijgevolg heb ik het artikel met gespitste aandacht gelezen. Ook het 'Erbarme dich' in de titel valt mij op: vrijzinnigen gebruiken dergelijke taal niet al te vaak, heb ik het gevoel. Het lijkt mij eerder een 'Kerk en Leven'-titel.
Maar De Cauter zegt tijdens dat gesprek behartenswaardige dingen: hij heeft het over 'de troost van het erbarmen, van het mede-leven, het mede-lijden, het vermogen in te zien wat een ander voelt'. De moderne naam voor dat gevoel is 'empathie'. Zelf gaat hij verder: 'Ge ziet af samen met iemand, omdat je het erkent. Dat gaat om 'compassion', niet om 'pitié'. Er zit ook nederigheid in dit gevoel. Zonder nederigheid kom je nergens. Er is niets wat overeind blijft zonder het element van de nederigheid'. Eventjes verder zegt hij: 'Nederigheid heeft te maken met 'ootmoed' en 'deemoed', die mooie oude woorden. Prachtige woorden.'
Het zijn inderdaad oude woorden: je hoort of leest ze zelden of nooit meer. Ik meen, maar ik kan me vergissen, dat ik ze voor het eerst leren kennen heb tijdens de lessen 'Gewijde Gescheidenis', godsdienst was dat, in de laatste twee 'studiejaren' - zoals dat toen heette - van de basisschool, eind jaren 50 waren we toen. Vooral het woord 'ootmoed' vond ik later eigenaardig: welk Nederlands woord begint met 'oot'? 'Oot', vertelt Van Dale, is wilde haver, en je kunt in het 'ootje' genomen worden: je wordt dan het voorwerp van spot, of je wordt voor de gek gehouden. Het 'ootje' is dan een kringetje waarin je staat, een kleine 'o' dus. Maar de geïnterviewde gebruikt 'ootmoed' en deemoed' vlak naast elkaar, zodat ik me afvroeg: wat is eigenlijk het verschil tussen oot- en deemoed?
Van Dale legt 'ootmoed' uit als onderworpen nederigheid, met name tegenover God. Tijdens de lessen godsdienst zei ik toch al! Het woord zit vanaf 1265-1270 in onze taal, en is gevormd met de Middelnederlandse elementen 'ode' (gemakkelijk) en 'moed'. Dat 'ode' vind je ook nog terug is het adjectief 'olijk'. 'Deemoed' is de stemming van nederige onderworpenheid, tegenover 'hoogmoed'. Het woord is volgens Van Dale sinds 1599 in het Nederlands bekend (bij Kiliaan), en komt uit het Duits. Het schijnt geen godsdienstige connotatie te hebben. Misschien is dat niet helemaal juist: volgens het 'Etymologisch Woordenboek' van J. De Vries en F. De Tollenaere heeft 'deemoed' het Nederlandse 'ootmoed' verdrongen. Letterlijk betekent het 'het gemoed van een dienaar'. Eind 16de eeuw, na de godsdienstoorlogen en de hervorming, komt dat woord uit het Duits in het Nederlands terecht: het is daarbij niet onzinnig aan Luther te denken. Ook 'ootmoed' kan langs godsdienstige wegen onze taal binnengekomen zijn. De Vries en De Tollenaere stellen: 'het woord werd waarschijnlijk door de Angelsaksen bij de kerstening uit het oudere taalgebruik, waarin het 'welwillende gezindheid' betekende,overgenomen om het Latijnse humilitas 'nederigheid' weer te geven.
In 'Keur van Nederlandsche Synoniemen(1922) staat een verklaring van het trio 'deemoedig - nederig - ootmoedig'. In de spelling van toen lijkt de uitleg pas echt oud: 'Deze woorden duiden aan, dat iemand blijkens zijn daden geen hoogen dunk van zich zelven heeft. Nederig zegt omtrent de beweegredenen niets; het drukt evenwel zeer sterk uit, dat de bescheidenheid uit uiterlijke blijken spreekt, zoodat alle pracht en trotschheid verre blijft. Hij is nederig gekleed. - In een nederige wooning vindt men soms meer geluk dan in een trotsch paleis.
Deemoedig onderstelt schuldgevoel, terwijl ootmoedig de bijgedachte heeft, dat men zijn eigen kleinheid of nietigheid diep gevoelt. Hij smeekte God deemoedig om vergeving; hij onderwierp zich ootmoedig aan Zijn wil.
Onder de titel 'Ootmoed' is in de Nederlandse krant 'Trouw' een artikel verschenen van de filosoof Cornelis Verhoeven, niet direct de Nederlandse Sartre, maar toch ook geen kleuter/wijsgeer. De link: http://www.trouw.nl/krantenarchief/1998/11/19/2511494/Ootmoed.html
Maar ik was begonnen over Koen de Cauter: 'erbarmen' en 'barmhartig' zijn ook twee woorden waar hij het zeer voor heeft: 'met barmhartig breekt een hele wereld open', zegt hij. Zelf roept 'barmhartig' bij mij altijd 'warmhartig' op; maar dat is puur subjectief. Overigens zijn 'erbarmen, barmhartig' ook van Duitse komaf; onze taal gebruikt daar in oorsprong 'ontfermen' voor.
De Cauter heeft het ook voor Guido Gezelle: die is zijn eigen weg uitgelopen, stelt hij, zelfbewust en nederig tegelijkertijd voeg ik daaraan toe. De Cauter: dat zie je 'in zijn laatste gedichten, die zelfs niet meer rijmen. Ongelooflijk mooi werk, is dat.' Ik denk dan aan 'Ego flos', dat bijna mystieke gedicht uit 1898, en dat zo begint: 'Ik ben een blom/en bloeie voor uw ogen,/geweldig zonnelicht,/...
Ik heb De Cauter ooit zien optreden, zei ik in het begin. Dat was tijdens een voorstelling voor leerlingen in De Warande, wel 20 jaar geleden nu. Hij bracht gedichten van Gezelle die hij zelf op muziek gezet had. Een eerder intimistisch gebeuren moest het worden. Maar mijn leerlingen (17 - 18 jaar) konden een en ander maar matig smaken, en er was behoorlijk wat geroezemoes, wat het gebodene niet ten goede kwam. Koen de Cauter stapte op een bepaald ogenblik uit zijn rol: als het niet beter werd, zou hij ermee stoppen, dreigde hij. Sympathiek heeft hij zich daar toen niet mee gemaakt, maar gelijk had hij wel: als je als (uitvoerend) kunstenaar in alle nederigheid niet in jezelf gelooft, kun je er inderdaad beter mee ophouden. De 'jeunesse dorée' begreep dat toen natuurlijk niet. Zoals mijn leraar Frans ons medio jaren 60 voorhield: 'la jeunesse est présomptueuse'. Toen, 20 jaar later, en nu nog. Koen de Cauter kan daar niet goed tegen: hij is meer dan een eendimensionale mens.
maandag 14 december 2009
Liberaal populist

Schrijfster tegen ledige kapsters
Om de veertien dagen pleegt ene Kristl Strubbe een columns in De Staandaard; ze is voor Open VLD schepen in Mechelen, De Somers City dus. Niet direct het meer gedegen filosofisch-politieke denkwerk doet zij den volke kond, vaak gaat het over de dingen des dagelijksen levens, het doet nogal eens denken aan de 'kopieerlust van het dagelijkse leven', zoals de beschavingbepalende literatuur van de 19de-eeuwse Hollandse dominees werd geëvalueerd.
Vandaag heeft de dame het over mensen die te langdurig werkloos zijn, en aan die situatie niets willen veranderen, wat meer is, zich in de werkloosheid nestelen. Vooral kapsters schijnen dat volgens haar te doen. Maar, gedreven door een diep gevoelde maatschappelijke verontwaardiging weet Kristl wel raad: 'Wij knokken al jaren om de eeuwige termijn (van de werkloosheidsuitkering)terug te brengen tot twee jaar. Er is niets funester voor een mens en een maatschappij dan je te settelen in de werkloosheid' schrijft ze. Leuk geredeneerd: mensen die na twee jaar nog geen baan gevonden hebben pak je na die tijd gewoon hun steun af, niet vanuit een houding van 't zal ze leren', neen, vanuit een gevoel van oprechte menslievendheid: zo funest is dat settelen voor de mens, dat doe je toch niemand aan!
'Net nu dringt de beperkte werkloosheid zich op. Net nu is dat idee minder populair dan ooit.' Dat zijn Kristls stellingen. Dat 'dat idee' minder populair is dan ooit: het zou te hopen zijn. Ze wil best solidair zijn, lees ik, maar 'ik ben niet bereid om bijna de helft van mijn loon (sic) af te staan om mensen onnodig werkloos te houden'. Dat is pas genuanceerd politiek denken, hier in alle betekenissen van het woord een 'testimonium paupertatis'. Zij verwacht dat 'de langdurig werklozen geprikkeld, zwaar geprikkeld worden, tot het niet meer plezant is, om terug aan de slag te gaan' - Ze schrijft overigens ook al beter Vlaams dan Nederlands, maar een kniesoor enzoverder. - Die langdurig werklozen vind ik dan weer: stuur ze naar de galeien, laat ze tijdens het werk zingen van 'Trek aan de riemen, wij varen' en alle werkenden zijn blijgemoed aan 't roeien met de riemen die ze hebben'. Utopia opnieuw uitgevonden, hoezee!
Vlak naast de betreffende repel krant staat een bijdrage van filoloog Luc Permentier over 'Mensen'. Het woord 'man', staat daar dan weer, werd oorspronkelijk voor beide geslachten gebruikt: hoe seksistisch is de taal Kristl, kan dat wel? Het Latijnse 'homo' diende voor man en vrouw, het Frans 'un homme', het Spaans 'hombre' worden ook gebruikt voor 'man'. Overigens: van het Engelse 'woman' is 'man' het grondwoord. In onze taal is het genus van 'mens' mannelijk. Je kunt wel van 'het mens' spreken, 'is niet goed snik' kun je als aanvulling van het voornoemde onderwerp gebruiken, maar dat doe je niet: het mens is voor mij erg denigrerend en pejoratief. Zo benoem ik Kristl dus niet. Maar, de goden moeten hun getal hebben, zou ik geneigd zijn te menen. Leve de Open VLD, de brede volkspartij in wording!
Abonneren op:
Posts (Atom)