dinsdag 3 april 2012

Zeilvakantie 2: La Gomera - San Sebastian: de vaart

Zoals te verwachten was vanochtend: het daghet in den oosten, en het licht er overal: er schijnt een stralende dag te beginnen. Leden van de bemanning klimmen in het want: ze zetten zeilen bij, ze brassen, ze zijn actief. Zelf voel ik me in de zee thuiskomen: de zilte geur is er weer, mijn huid krijgt een gevoel van plakkerige wind (dat ligt kennelijk ook aan het zoute zeewater).


's Ochtends: het want wordt opgetuigd

Als we de haven een eindje uit zijn en ons op volle zee bevinden, blijkt die rustige zee die ons gisteren voorspeld was eerder tegen te vallen. We maken kennis met een behoorlijk strakke tegenwind, 5 beaufort met uitschieters tot 7,  zegt onze schipper, en wie ben ik om hem tegen te spreken. Op volle zee krijg je bovendien langere golven dan vlak onder de kust, en dat betekent diepere golfdalen en hogere -toppen. Lekker deinen wordt dat, tegen een snelheid van 3 knopen, dat wil zeggen om en bij 5,5 kilometer per uur. Onze tocht naar La Gomera kost ons acht uren: Neptunus wil ondertussen weten wie er min of meer over zeemansbenen beschikt en welke magen meer dan een baarmoederlijke schommeling kunnen verdragen. Niet iedereen zo blijkt, en de Atlantische Oceaan wordt af en toe aangevuld met niet helemaal verteerd voedsel: enkele maaginhouden blijven niet in de menselijke omhulling. En de meeuwen schreeuwen victorie!


Zeer blauwe, maar redelijk ruige zee

Inmiddels krijgen we land in zicht: het kleine eiland La Gomera en de hoofdplaats San Sebastian. Heel het eiland zou zo'n 22.000 inwoners hebben, de hoofdplaats met al zijn kleine kernen en gehuchten iets van een 6.700. San Sebastian, het stadje zelf, gaat prat op 2.600 mensen of daaromtrent: de bevolkingsdichtheid is er erg laag. In een toeristengids lees ik dat La Gomera er uitziet als een grote koeienvlaai (sic), met een straal van gemiddeld 23 kilometer. Ook zeer tekenend: op heel het eiland zijn er zes (6) tankstations: van file hebben ze hier allicht nog nooit gehoord.

En we komen dichterbij, en je schiet plaatjes van zee en eilandje, en als we dichterbij komen van het stadje en zijn haventje.


La Gomera met een schuimkoppende zee


Het stadje met veerboot van 'Fred Olsen'

Het plaatsje ligt tegen een helling vlak bij de kust, en het vangt best veel zon. Moderne gebouwen zijn er genoeg, en net zo goed boten die La Gomera verbinden niet met het vasteland, maar met Tenerife. Twee maatschappijen doen dat, Armas en Fred Olsen, allebei door de staat gesubsidieerd: efficiënt en kostenbesparend is misschien toch nog even iets anders. Fred Olsen ligt merkbaar in de bovenste la: in San Sebastian heet de boulevard bij de haven 'Avenida Fred Olsen'. Dat klinkt niet dadelijk heel Spaans, maar 'moet kunnen' zullen de Canariërs gedacht hebben. Tenslotte zorgen de veren voor het contact met de rest van de wereld, en dat is niet onbelangrijk als je zo geïsoleerd leeft. 'Insulated' zeggen de Engelsen dan, en zee hebben geen ongelijk.

Wat hier ook opvallend is: palmbomen alom, niet alleen op de promenades langs de zee, neen, je vindt ze hier een beetje overal. Wil het toeval nu dat ik pas geleden een groot deel van het Oude Testament verhapstukt heb, in een uitgave met de etsen van Gustave Doré. Het is zowat thuiskomen in het Bijbelse  landschap, tenminste in de interpretatie daarvan door Doré. Wie of wat je waar nog niet tegenkomt! Je bent in den vreemde en je herkent van alles en nog wat. We wonen in 'the global village', toch!


Palmbomen zoals bij Doré

Geen opmerkingen: